Bij de behandeling van een grensoverschrijdend karakter van een geschil is de rechter er ambtshalve toe gehouden zijn internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht te onderzoeken, zelfs indien partijen zélf hierover het stilzwijgen behouden.
De internationale bevoegdheid en het daarop toepasselijk recht worden geregeld door het WIPR. Het wetboek wordt slechts toegepast wanneer er geen internationale en/ of Europeesrechtelijke IPR-regel van toepassing is (art. 2 WIPR).
Wat betreft de gevorderde voorlopige maatregel tussen de echtgenoten geldt de bevoegdheid ingevolge art. 42, WIPR.
Art. 42. De Belgische rechters zijn bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen betreffende het huwelijk of zijn gevolgen, het huwelijksvermogensrecht, de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed, naast de gevallen voorzien in de algemene bepalingen van deze wet, indien :
1° in geval van gezamenlijke vordering, een van de echtgenoten bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België heeft;
2° de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich in België bevond, niet meer dan twaalf maanden voorafgaand aan de instelling van de vordering;
3° de echtgenoot die de vordering instelt, bij haar instelling sedert ten minste twaalf maanden zijn gewone verblijfplaats in België heeft; of
4° beide echtgenoten bij de instelling van de vordering Belg zijn.
Verder is met betrekking tot de vordering tot afzonderlijk verblijf in de gezinswoning het Belgische recht van toepassing Ingevolge art. 48, §3 WIPR.
Wat betreft de ouderlijke verantwoordelijkheid geldt art. 8.1. Brussel Ilbis-Verordening: ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn de gerechten van de lidstaat bevoegd op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Krachtens art. 35,§3 WIPR wordt, indien de persoon jonger is dan 18 jaar, het toepasselijk recht, in afwijking van de bepalingen van de §§ 1 en 2, bepaald door het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, gesloten te 's-Gravenhage op 19 oktober 1996, kortweg het Haags Kinderbeschermingsverdrag.
Krachtens art. 17 Haags Kinderbeschermingsverdrag wordt de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Aldus is het Belgische recht in deze van toepassing.