Tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde, bevrijdt de rechtbank geheel of gedeeltelijk elke natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is.
Nopens de kosteloosheid van de borgstellingen De N.V. F. stelt de kosteloosheid van de boven vermelde borgstellingen in vraag.
Het begrip "kosteloos" werd niet gedefinieerd in de wet van 20 juli 2005.
De borgstelling is een eenzijdige overeenkomst, in beginsel om niet aangegaan. De borgstelling is aan te zien als kosteloos indien de partijen een volkomen eenzijdige verbintenis voor ogen gehad hebben, dit is een verbintenis waarbij slechts één partij, de zekersteller, zich jegens de andere partij, de kredietverstrekker, heeft verbonden, zonder dat voor de zekersteller enig voordeel is bedongen.
De omstandigheid dat de verwerende partijen aandeelhouder, bezoldigd bestuurder of enige andere functie (bediende) in de gefailleerde vennootschap vervulden, is niet determinerend voor de beoordeling van de kosteloosheid, indien niet tegelijk aangetoond wordt dat ze voor hun verbintenissen als zekerstellers een concrete tegenprestatie hebben gekregen; het louter feit dat de borgsteller belang heeft bij het voortbestaan of welvaren van de vennootschap volstaat niet om te stellen dat de borgstelling haar kosteloos karakter zou verliezen. Dat de zekersteller belang heeft bij de verstrekking van de kredietwaardigheid van de vennootschap is evident, doch dergelijk algemeen economisch belang sluit het kosteloos karakter van de zekerstelling niet uit (vgl. inzake pand en de rechtshandeling "om niet': Cass., 9 maart 2000, T.B.H., 2000, 782).
Indien niet aangetoond is dat een concrete tegenprestatie werd bedongen of verkregen m.b.t. hun borgstelling dient deze geacht te worden kosteloos te zijn aangegaan.
De bestuurder/aandeelhouder van een vennootschap wordt in beginsel niet vergoed om zich borg te stellen. Het inkomen dat hij uit de vennootschap genereert is dan ook de tegenprestatie voor het leiden van de vennootschap.
Wanneer de spaartegoeden van de borgsteller ruimschoots het bedrag van diens hoofdelijke borgstelling overschrijden, is er geen sprake van een disproportionaliteit tussen de verbintenissen van de borgsteller en diens bestaansmiddelen of patrimonium, derwijze dat de rechtbank alsdan noch een gehele, noch een gedeeltelijke bevrijding kan toestaan.
Wanneer een borgsteller geen uitleg verschaft over een recente verkoop van een onroerend goed en over de bestemming van de opbrengst kan de borg niet kan bevrijd worden. Het stilzwijgen schept een vermoeden dat de borgsteller zich frauduleus onvermogend zou hebben gemaakt.