De wederbeleggingsvergoeding wordt beperkt door artikel 1907bis BW. Deze beperking speelt echter wel bij de lening op interest maar niet bij de kredietopening. Daarom trachten kredietgevers krediet te kwalificeren als kredietopening om aldus de beperking van de wederbeleggingsvergoeding bepaald in art. 1907bis BW te vermijden. Deze truc kan doorprikt.
Een kredietovereenkomst die door de partijen de kwalificatie van kredietopening kreeg waarbij de elementen van het kredietcontract daarmee onverenigbaar zijn en waarbij de gegeven kwalificatie duidelijk strijdig is met de gemeenschappelijke bedoeling van partijen, dient door de rechter herkwalificeert al een lening op interest. Aldus dient de rechter de conventionele kwalificatie terzijde te schuiven.
Aldus zijn op de lening op intrest de dwingende bepaling van artikel 1907bis BW van toepassing die de rechter aldus van toepassing verklaart ondanks de kwalificatie gegeven aan de overeenkomst door de partijen. Hierdoor miskent de rechter noch de contractsvrijheid der partijen noch de bindende kracht van hun overeenkomst.
Een overeenkomst van kredietopening is een contract waarbij een persoon - de kredietgever - zich ertoe verbindt om gedurende een vaste tijdsduur fondsen ter beschikking te stellen van een ander - de kredietnemer - tot beloop van een overeengekomen bedrag. Terwijl de kredietgever onmiddellijk en onherroepelijk gehouden is tot het nakomen van zijn belofte, is de verwezenlijking van het krediet volgens de bedongen modaliteiten onderworpen aan het verzoek van de kredietnemer, die er een beroep op zal doen, indien en wanneer hij dit nodig acht.
Artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, bij gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een lening op interest, in geen geval van de schuldenaar buiten het terugbetaalde kapitaal en de vervallen interest, een vergoeding voor wederbelegging kan worden gevorderd, groter dan 6 maanden interest, berekend over de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst bepaalde rentevoet.
De lening op interest die wordt bedoeld in artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek mag niet worden verward met een kredietopeningsovereenkomst die een consensuele, wederkerige overeenkomst onder bezwarende titel is. Dit artikel is bijgevolg niet van toepassing op de overeenkomst van kredietopening. In zijn arrest van 7 augustus 2013 (arrest nr. 119/2013) heeft het Grondwettelijk Hof dit verantwoord geacht, gelet op het door de wetgever nagestreefde doel.
Artikel 1907bis BW regelt de wederbeleggingsvergoeding die kan worden gevorderd van de ontlener bij de vervroegde terugbetaling van zijn lening. Het preciseert dat ze “in geen geval” meer mag bedragen dan het bepaalde maximum.
Bijgevolg heeft het maximum dat artikel 1907bis BW bepaalt niet enkel betrekking op de wederbeleggingsvergoeding die forfaitair en voor het afsluiten van de leningsovereenkomst wordt bedongen, maar ook op elke wederbeleggingsvergoeding die wordt gevorderd van de ontlener bij de vervroegde terugbetaling van zijn lening.
Het arrest dat beslist dat de gevorderde vergoeding niet onderworpen hoorde te worden aan het door artikel 1907bis Burgerlijk Wetboek ingestelde plafond op grond van het feit dat geen enkele gehele of gedeeltelijke terugbetaling was toegestaan, schendt voornoemde wetsbepaling (Cass. 24 november 2016, C.15.0409.F).
Een overeenkomst van kredietopening is een contract waarbij een persoon - de kredietgever - zich ertoe verbindt om gedurende een vaste tijdsduur fondsen ter beschikking te stellen van een ander - de kredietnemer - tot beloop van een overeengekomen bedrag. Terwijl de kredietgever onmiddellijk en onherroepelijk gehouden is tot het nakomen van zijn belofte, is de verwezenlijking van het krediet volgens de bedongen modaliteiten onderworpen aan het verzoek van de kredietnemer, die er een beroep op zal doen, indien en wanneer hij dit nodig acht.
Een overeenkomst waarbij geen op voorhand vastgelegd bedrag wordt geleend, noch een belofte om dit volledige bedrag te zullen lenen waarna een lening ontstaat eens de gelden worden vrijgegeven in uitvoering van deze belofte, waarbij de ontlener niet de vrijheid heeft om dit bedrag niet of slechts gedeeltelijk op te nemen is geen leningsovereenkomst onderworpen aan art. 1907 bis BW.
Het gaat daarentegen om een overeenkomst van kredietopening, dat een consensueel en wederkerig contract onder bezwarende titel is, waarop artikel 1907bis BW derhalve niet van toepassing is.