Krachtens artikel 14, 1°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot duizend frank, of met één van die straffen alleen: elke gezagvoerder die, zonder voorafgaande machtiging van de bevoegde overheid, buiten een luchtvaartterrein zal geland hebben of opgestegen zijn.
Krachtens artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit van 15 september 1994 tot vaststelling van de vliegverkeersregelen, genomen in uitvoering van de wet van 27 juni 1937, zoals van toepassing vóór de opheffing ervan bij artikel 38 van het koninklijk besluit van 19 december 2014, zijn de opstijgingen van bemande vrije ballons in steden, bebouwde kommen van gemeenten en woonzones onderworpen aan de toestemming van de Minister belast met het bestuur van de luchtvaart of van de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart.
Uit artikel 15, § 1, van voormeld koninklijk besluit, alsook uit de aard van het luchtvaartuig waardoor de landingsplaats niet op voorhand te bepalen is, volgt dat landingen van bemande vrije ballons in steden, bebouwde kommen van gemeenten en woonzones niet onderworpen zijn aan de toestemming van de bevoegde overheid.
Let wel, krachtens artikel 24, 1°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart worden met de in het vorig artikel gestelde straffen gestraft: elke gezagvoerder die, zonder noodzakelijkheid, een vlucht of een maneuver zal hebben uitgevoerd waarbij de aan boord van het luchtvaartuig ingescheepte personen of de personen en de goe-deren op de grond in gevaar worden gebracht.
Deze bepaling stelt aldus de gezagvoerder van een luchtvaartuig strafrechtelijk aansprakelijk wanneer hij zich bij het besturen ervan niet heeft gedragen zoals mag worden verwacht van een normaal voorzichtig en redelijk persoon geplaatst in dezelfde omstandigheden.