Wanneer de eisende partij urgentie aanvoert in de gedinginleidende akte, is de kortgedingrechter
materieel bevoegd. Het louter beweren dat de vordering urgent is, volstaat om te besluiten tot de materiële bevoegdheid van de kortgedingrechter.
De effectieve beoordeling van de urgentie gebeurt op het ogenblik van de uitspraak.
Een beslissing/ordemaatregel tot tijdelijke verwijdering (uitsluiting) van een student en tot het onmogelijk maken van zijn inschrijving aan en zijn toegang tot deze universiteit maakt in ieder geval een aantasting uit van het subjectieve recht op onderwijs van deze student, zoals dit wordt gewaarborgd door art. 24 Gw.
Geschillen over burgerlijke subjectieve rechten behoren in principe tot de exclusieve rechtsmacht van de gerechtelijke macht
sensu stricto (zie artt. 144-145 Gw.). De rechtbanken van de rechterlijke orde – derhalve ook de burgerlijke kortgedingrechter (ingeval voldaan is aan de voorwaarden van art. 584 Ger.W.) – zijn dus in ieder geval bevoegd om kennis te nemen van het
in casu voorliggende geschil en om de regelmatigheid en rechtmatigheid van de ordemaatregel te beoordelen.
De rechter in kort geding is bevoegd om de door een bestuur bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid begane onrechtmatigheid vast te stellen of, in kort geding, hierover een voorlopige appreciatie te doen en de gepaste maatregelen te nemen om schade te voorkomen. De eiser beroept zich op o.m. zijn grondrechten, bestaande uit het recht op onderwijs, het recht op vrije meningsuiting en de rechten van verdediging en tegenspraak inzake tucht. Deze – voor iedere rechtzoekende geldende – grondrechten doen in de persoon van de eiser ontegensprekelijk subjectieve rechten ontstaan. De betwisting van deze rechten behoort exclusief tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken.
Ordemaatregelen zijn iets totaal anders dan tuchtmaatregelen. Een tuchtmaatregel heeft als voornaamste motief en doel om een student voor een tekortkoming te bestraffen, terwijl een ordemaatregel louter de goede werking van de dienst beoogt, zonder dat de schuldvraag wordt gesteld of op ook maar op enige wijze relevant kan/mag zijn.
Een ordemaatregel mag niet bedoeld zijn om schade te berokkenen en mag aan de betrokkene niet meer lasten opleggen dan nodig is voor de goede werking van de dienst, precies omdat het niet de bedoeling is om iemand te doen boeten voor schuldig gedrag. Een tuchtmaatregel is er daarentegen op gericht om schade toe te brengen.
Het valt niet te begrijpen (en blijkbaar door de verweerster ook niet uit te leggen) waarom het aan de eiser verboden diende te worden om zich opnieuw in te schrijven aan de universiteit voor zijn laatste jaar rechtenstudie waarin hij geen enkel vak (en dus geen onderwijs) meer zou moeten volgen en louter nog zijn masterproef zou moeten afwerken en verdedigen. Ook valt onmogelijk te begrijpen waarom aan de eiser de toegang tot alle gebouwen van de universiteit diende te worden ontzegd (dus ook tot de bibliotheek van de rechtenfaculteit, terwijl opzoekingswerk in de bibliotheek ongetwijfeld tot het takenpakket behoort om een masterproef op normale en degelijke wijze te kunnen voltooien) en waarom zijn account en badge volledig geblokkeerd dienden te worden.
In het belang van de sereniteit en de goede werking van de universiteit is het bij wijze van ordemaatregel wel aanvaardbaar en proportioneel om aan de eiser te verbieden om zijn mandaat van studentenvertegenwoordiger in de raad van bestuur verder uit te oefenen.
Toegang tot de bibliotheek dient aan een student die het voorwerp van een ordemaatrrgel uitmaakt te zijn en dit gedurende een maximale tijdsduur van acht uur per week. Het behoort tot de volledige discretionaire bevoegdheid van de universiteit om de toepassingsvoorwaarden voor deze toegang tot de bibliotheek te omschrijven, zoals daar zijn de uren waarop de student, voorwerp van een ordemaatregel, hiervan gebruik kan maken en de wijze waarop hij zich daarvoor dient aan te melden en toegang zal krijgen tot de bibliotheek. Op deze wijze zal het door de universiteit beoogde doel, namelijk het verhinderen van het verstoren van de orde binnen de universitaire gemeenschap en het instaan voor de veiligheid van zowel de betrokken studen als andere studenten en personeelsleden, realiseerbaar zijn..