Mensenhandel door economische uitbuiting
Strafbare feiten van mensenhandel in de context van sociale fraude, vereisen volgens artikel 433quinquies, 3° Strafwetboek de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 8 oktober 2014 beslist dat bij ontstentenis van een wettelijke definitie of van uitleg in de voorbereidende werkzaamheden, de term werving in zijn normale betekenis dient te worden begrepen. Die houdt niet in dat de aangeworven persoon daartoe moet worden aangezocht. De werving van een persoon met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, is alleen strafbaar als de vervolgde persoon heeft gehandeld met als doel het slachtoffer aan het werk te zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid
Te dezen werd de kwalificatie economische uitbuiting strijdig met de menselijke waardigheid bleek te dezen onder meer uit:
• rekrutering uit een clandestien arbeidscircuit;
• arbeidstijden bestaande uit zes dagen op zeven nachtwerk verrichtten waarbij gemiddeld tussen de 48 uren en de 54 uren arbeid gepresteerd per week;
• abominabele verblijfsomstandigheden:
- ter beschikking gestelde slaapgelegenheid bestaande uit een matras sliep op de grond;
- het ontbreken aan persoonlijke spullen heeft, zelfs geen kledij of tandenborstel van de arbeiders
• arbeiders diet niet beschikten over officiële identiteitsdocumenten/paspoorten waarbij arbeiders beiden verklaren dat deze “toevallig” zijn verloren, zijnde de quasi standaardmethode is die wordt gehanteerd bij het aanleveren van illegale goedkope arbeidskrachten.
• veiligheidscontext waarin de slachtoffers in concreto werden tewerkgesteld
- amateuristische plaatsing van werkinstallaties en machines in het zwart, zonder erkende plaatser, zonder keuring.
- gebreken in de arbeidsveiligheid
- gebrek aan verse lucht
- gevaar op CO-intoxicatie leiden of vaststelling van te hoge CO waarden
- gebrek aan bezorgdheid voor werknemers die na een ongeval op een parking achtergelaten, zonder dat de hulpdiensten werden geïnformeerd over de ware toedracht van wat hen was overkomen
Het feit dat de slachtoffers stellen dat de beklaagde zich respectvol gedroeg ten opzichte van hen, doet geen afbreuk aan de vastgestelde elementen die het misdrijf uitmaken.
Het misbruik van een onwettige en/of precaire materiële, sociale, of administratieve toestand kan blijken uit de toestand van de slachtoffers in hun geboorteland, of in Frankrijk/Brussel (omgeving 't Klein Kasteeltje), Deze vaststellingen kunnen doen concluderen dat de daders van mensenhandel hun slachtoffers precies omwille van deze precaire situatie gerekruteerd, aangezien zij wisten of dienden te weten dat de slachtoffers bereid zouden zijn om aan lage lonen te werken.
Deze feitelijkheden resulteren in de gecumuleerde kwalificaties:
• illegale tewerkstelling en zwartwerk
• inbreuken op de welzijnsreglementering met de verzwarende omstandigheid van gezondheidsschade
• mensenhandel door economische uitbuiting en in de context van sociale fraude, vereisen volgens artikel 433quinquies, 3° Strafwetboek de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
• onopzettelijke slagen en verwondingen door gebrek aan voorzichtigheid
Voormelde misdrijven worden niet alle gekenmerkt door een eenheid van opzet.
Bij de bestraffing wordt een beroepsverbod van 3 jaar (voor de daders zelfs en/of via tussenpersonen) opgelegd door toepassing van artikel 106 Sociaal strafwetboek (exploitatieverbod en bedrijfssluiting) om te voorkomen dat de feiten zich zouden kunnen herhalen, mede gelet op de verstoring van het economisch evenwicht, de verstoring van de concurrentie en het in gevaar brengen van de werknemers. Bovendien werd de sluiting van de onderneming bevolen voor een periode van 3 jaar.
Er werden gevangenisstraffen opgelegd van 18 maanden, waarvan de helft voorwaardelijk, naast geldboete van 16.000 euro (zoals reeds verhoogd met de opdeciemen) en te vermenigvuldigen met het aantal werknemers voor de natuurlijke personen en voor de vennootschap van 36.000 euro te vermenigvuldigen met het aantal werknemers waarvan de helft met uitstel.
zie ook: www.elfri.be - Artikel - Mensenhandel in het strafwetboek 2024