De vrederechter neemt kennis van alle vorderingen waarvan het bedrag 1.860 EUR (thans 5.000 euro <wet 25/05/2018)>) niet te boven gaat, behalve die welke de wet aan zijn rechtsmacht onttrekt, inzonderheid de vorderingen bedoeld in de artikelen 569 tot 571, 573, 574 en 578 tot 583.”
“De vrederechter neemt kennis van alle vorderingen waarvan het bedrag 2.500 EUR (thans 5.000 euro) niet te boven gaat, behalve die welke de wet aan zijn rechtsmacht onttrekt, inzonderheid de vorderingen bedoeld in de artikelen 569 tot 571, 572bis, 573, 574 en 578 tot 583.”
Het in dat artikel vermelde bedrag kan worden aangepast (art. 590, derde tot zesde lid, ingevoegd bij art. 132, 2°, van de wet van 30 juli 2013 “betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank”).
Artikel 591, 25° van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 11 van de wet van 26 maart 2014 “tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties met het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse materies”, bepaalt:
“Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
25° van alle vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.”
Die bepaling breidt de bevoegdheid van de vrederechter uit tot alle “geschillen tussen nutsbedrijven en kleine consumenten”, die “bij uitstek tot de problematiek van armoede [behoren]”, zodat “de globale problematiek met kennis van zaken behandeld kan worden door een en dezelfde rechter, die aldus ook een zeker beleid kan voeren”. Zij vertrouwt op die manier aan de vrederechter een “actievere rol [toe] op het vlak van armoedebestrijding, schuldbeheer en bemiddeling, die daartoe de meest geschikte rechter is als nabijheids- en verzoeningsrechter” (Parl.St. Kamer 2013-14, Doc. 53-3076/002, p. 2; ibid., Doc. 53-3076/004, p. 6-7, 25).
Die uitbreiding van de bevoegdheid van de “rechter die dichter staat bij de rechtzoekende schuldenaar” (Parl.St. Kamer 2013-14, Doc. 53-3076/004, p. 27), tot alle geschillen die betrekking hebben op de niet-betaling van facturen die voortvloeien uit prestaties van nutsvoorzieningen (CRIV, Kamer, 30 januari 2014, p. 43), laat ook toe “de werkoverlast bij de rechtbanken van eerste aanleg [weg te werken]” (Parl.St. Kamer 2013-14, Doc. 53-3076/004, p. 27).
Bovendien past de in het geding zijnde bepaling in een wetsontwerp dat tot doel heeft aan het vredegerecht een contentieux toe te wijzen dat natuurlijk is voor het vredegerecht en dat het op zich kan nemen, en dat uitgaat van de idee dat “bij een geschil, in de mate van het mogelijke de meest geschikte rechter om een snelle en kwaliteitsvolle beslissing te wijzen wordt uitgekozen”, met dien verstande dat “verder doorgevoerde specialisatie van de rechtscolleges […] de kwaliteit van de beslissingen [zal] verhogen” (Parl.St. Senaat 2013-14, nr. 5-2465/2, p. 2).
In die context wordt de vrederechter, “als nabijheidsrechter”, beschouwd als “het best geplaatst om een kwalitatieve beslissing te nemen” met betrekking tot het contentieux dat voortvloeit uit de niet-betaling van nutsvoorzieningen die worden geleverd door “nutsbedrijven”, “rekening houdende met de specifieke situatie van de verweerder, die vaak in een zwakkere positie zal staan in verhouding tot de eiser” (ibid., p. 3).
De overdracht van een schuldvordering wijzigt als zodanig niet de aard van de schuldvordering, noch de financiële situatie van de gecedeerde schuldenaar.
De overdracht, door een elektriciteits- of gasleverancier, van de schuldvordering die hij heeft ten aanzien van een persoon die in gebreke blijft hem de prijs van die leveringen te betalen, wijzigt dus niet de situatie van die laatste.
Bijgevolg is het, rekening houdend met de overwegingen waarop de in B.4. vermelde doelstelling berust, niet redelijk verantwoord aan de vrederechter de bevoegdheid toe te wijzen om kennis te nemen van elke vordering ingesteld door een elektriciteits- of gasleverancier tegen een natuurlijke persoon als bedoeld in de in het geding zijnde bepaling, zonder tegelijkertijd die bevoegdheid van de vrederechter uit te breiden tot elke vordering die wordt ingesteld door de overnemer van de schuldvordering van die leverancier.
Let wel deze rechtspraak gaat vooraf aan
de nieuwe wet van 15 april 2018 tot oprichting van de ondernemingsrechtbank met nieuwe uitgebreide bevoegdheden..
Door de wet van 15 april 2018 draagt de rechtbank van koophandel de naam ondernemingsrechtbank vanaf 01/11/2018. De "voorzitter in handelszaken" heet thans "voorzitter in ondernemingszaken". De term "rechter in handelszaken" wordt "rechter in ondernemingszaken".
Begrippen als “handelaar” en “daden van koophandel” verdwijnen om plaats te maken voor het ondernemingsbegrip.
Het wetboek van koophandel is zo goed als volledig opgeheven met een verhuis van de artikels naar het WER. (wetboek van economisch recht)
Voor meer informatie over de ondernemingsrechtbank en haar bevoegdheid klik hier.
Voor veer informatie over het ondernemingsbewijsrecht klik hier
Voor het begrip onderneming klik hier