Art. 4.8.14 VCRO voorziet in een vereenvoudigde behandeling van het beroep, die enkel betrekking heeft op de kennelijke niet-ontvankelijkheid of doelloosheid daarvan of op de kennelijke onbevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Een beroep wordt geacht doelloos te zijn wanneer het tijdens de behandeling zijn doel verliest, namelijk doordat het bestreden besluit werd vernietigd, ingetrokken, opgeheven of vervangen. Uit de aard zelf van de rechtsvragen die bij de vereenvoudigde behandeling aan de orde zijn, vloeit voort dat zij louter op grond van de ingediende stukken kunnen worden beantwoord. De verplichting om een openbare hoorzitting te houden zou afbreuk doen aan de doelstelling van een doeltreffende procedure, aangezien de versnelde behandeling van eenvoudige zaken die erdoor wordt betracht opnieuw in het gedrang zou worden gebracht.
Het onderzoek, door de voorzitter of het aangewezen raadslid, met het oog op de toepassing van de vereenvoudigde behandeling, valt te vergelijken met het ambtshalve opwerpen van een middel of exceptie waarover de rechter, nadat de verzoekende partij daarover haar standpunt heeft kunnen uiteenzetten, vervolgens uitspraak doet. De rechter die het probleem van ontvankelijkheid, doelloosheid of onbevoegdheid opwerpt, dient erover te waken dat hij de vaststelling daarvan niet met stelligheid formuleert, maar met de omzichtigheid die eigen is aan het ambtshalve opwerpen van aangelegenheden. De verplichting om de voorzitter die of het raadslid dat het ambtshalve onderzoek heeft uitgevoerd voor de verdere rechtspleging door een ander lid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen te vervangen, zou afbreuk doen aan de doelstelling van een doeltreffende procedure, aangezien de versnelde behandeling van eenvoudige zaken die erdoor wordt betracht opnieuw in het gedrang zou worden gebracht.
Een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat de dag na de betekening van het schorsingsarrest, verplicht de betrokken partijen een heel actieve houding aan te nemen gedurende de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Niettegenstaande aan die partijen enkel een formeel verzoek tot voortzetting wordt gevraagd, zonder inhoudelijke standpunten, zou een dermate korte vervaltermijn afbreuk kunnen doen aan het recht van verdediging indien hij hen niet in staat stelt op bevredigende wijze overleg te plegen met hun advocaat; hij vormt in elk geval geen relevante maatregel in het licht van het door de decreetgever nagestreefde doel, aangezien de korte duur van de termijn de partijen ertoe kan brengen steeds een verzoek tot voortzetting in te dienen, waardoor het nut van de “hakbijl”-procedure verdwijnt.
Uit art. 146 en 161 Gw. en uit art. 6 EVRM vloeit voort dat de bevoegde werkgever de essentiële beginselen inzake de (administratieve) rechtscolleges zelf dient te regelen. Daartoe behoren bij de oprichting van een rechtscollege, met het oog op zijn onafhankelijkheid, de wedden van zijn leden, hoewel ter zake de verwijzing naar een schaal of barema kan volstaan. Door de hele bezoldigingsregeling van de raadsleden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen op te dragen aan de Vlaamse Regering, schendt art. 4.8.34, § 2 VCRO art. 10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met art. 146 en 161 Gw. en met het algemeen rechtsbeginsel van de onafhankelijk van de rechter.