Slechtmaking
De eerlijke gebruiken bestaan niet enkel uit het zich onthouden van laster en eerroof maar ook een mildere vorm in de zin van "zwartmaking" (of het "denigreren") dient vermeden te worden. (Antwerpen 11 maart 2020, NjW 2021, afl. 441, 352-355, noot J. KERCKAERT).
Slechtmaking (of ook "zwartmaking" of het "denigreren') is een daad strijdig met de eerlijke marktprakijken. Er moet sprake zijn van een bijzonder schadelijke aanval op een handelaar, waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn reputatie of aan de reputatie van zijn producten, diensten of activiteiten, door een lasterlijke of eerrovende daad, of zelfs door een eenvoudige kritiek die toelaat hem te identificeren.
Het zwartmaken bestaat erin een mededeling te doen die een gegeven of een bewering bevat, een aanval te lanceren of kritiek te uiten die in de geest van derden afbreuk kan doen aan de geloofwaardigheid of aan de reputatie van een marktdeelnemer, van zijn producten, van zijn diensten of van zijn activiteit.
Derde medeplichtigheid aan contractbreuk
Voorwaarden voor een aanspraak op grond van derde medeplichtigheid aan andermans contractbreuk:
1. het bestaan van een geldige contractuele verbintenis
2. de schending van deze contractuele verbintenis
3 de derde-medeplichtige had kennis van de verbintenis of behoorde daar kennis van te hebben en
4. de derde-medeplichtige heeft bewust en met kennis van zaken deelgenomen en meegewerkt aan de schending van de contractuele verbintenis
(STUYCK, J. en KEIRSBILCK, B., Handels- en economisch recht. Deel 2 Mededingingsrecht. A. Handelspraktijken en contracten met consumenten, Kluwer, 294-299).
Afwerving van cliënteel
Het benaderen van cliënteel van een concurrent, zelfs op systematische en georganiseerde wijze, wordt niet beschouwd als een ongeoorloofde marktpraktijk in de mate dat (algemeen) geen begeleidende omstandigheden worden bewezen die de afwerving een onrechtmatig karakter zouden verlenen.
Het actief prospecteren van cliënteel waarvan naar redelijkheid kan worden aangenomen dat zij reeds een overeenkomst lopende hebben. Het is een marktspeler toegestaan om potentiële klanten te benaderen indien hij weet dat deze mogelijk is gebonden aan een andere marktspeler. De vrije concurrentie laat toe dat een marktspeler een aanbod kan doen aan een potentiële klant waarvan naar redelijkheid kan worden aangenomen (doordat er reeds reclame is voorzien op een gevel) dat deze een overeenkomst heeft lopen met een derde.
Het voorstellen om een volmacht te verstrekken ter eventuele beëindiging van een lopende overeenkomst kan evenmin als onrechtmatig worden beschouwd. Aangeven dat een dergelijke beëindiging "probleemloos" zou verlopen wordt evenmin als onrechtmatig beschouwd, gezien dit niet kan beschouwd worden als een overtuigend argument om een eerder contract te beëindigen en een nieuw contract met een nieuwe partner aan te gaan.
Artikel VI.104 oneerlijke marktpraktijk
De vrijheid van handel en mededinging impliceert de principiële vrijheid van reclame maken, afwerven van cliënteel, verkoops- en/of leveringsweigering, kopiëren, parallelimport, enz. Niettemin is iedere onderneming tot een correct en zorgvuldig marktgedrag gehouden, en geldt er een algemeen verbod op oneerlijke concurrentie of “met de eerlijke marktpraktijken strijdige daden” (Wetboek van economisch recht – WER - , artikel VI.104). Die bepaling verbiedt iedere met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waarbij een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden.
Een ondernemer die een contract aanbiedt aan een partij en aanwijzingen heeft op grond van feitelijke vaststellingen dat er nog een lopend contract met een derde partij kan bestaan dat in conflict kan komen met het nieuwe contract, dient vooraf na te gaan of het “oude” contract nog lopende is en of deze partij geen voorkeurrecht op een nieuwe contract of verlenging kan uitoefenen.
Een normaal vooruitziend en zorgvuldig ondernemer die een overeenkomst tot huur van een gevel sluit voor de plaatsing van een reclamepaneel waar reeds een paneel aanwezig is of was of waarbij hij redelijkerwijze behoort te weten dat de eigenaar met betrekking tot de specifieke locatie reeds, een huurovereenkomst met een concurrent heeft gesloten, kan worden verwacht dat hij eerst nagaat of de oude huurovereenkomst nog lopende is".
Een wervend voorstel doen zonder met weglating van essentiële informatie of met verwarrende informatie waardoor een ongeoorloofd nadeel wordt veroorzaakt aan een concurrent maakt evenzeer schending uit van art. VI. 104 WER.