Samenvatting
Uit de artikelen 32bis, eerste lid, en 32ter, eerste lid, 3°, Wet Welzijn Werknemers en artikel 119 Sociaal Strafwetboek volgt dat het ongewenste gedrag van een werknemer met een seksuele connotatie, kan worden aangezien als ongewenst seksueel gedrag in de zin van deze bepalingen; hierbij is niet vereist dat de werknemer zich gedragen heeft met een seksuele intentie.
De rechter oordeelt onaantastbaar of een gedrag van een werknemer al dan niet een seksuele connotatie heeft die de waardigheid van een persoon aantast of een bedreigende, vijandige, beledigende vernederende of kwetsende omgeving creëert en hij is daarbij niet gebonden door de mening van andere werknemers over de seksuele connotatie en het grensoverschrijdend karakter van dat gedrag; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.
Wanneer de strafrechter oordeelt of het gedrag van een werknemer een seksuele connotatie heeft die de waardigheid van een persoon aantast of een bedreigende, vijandige, beledigende vernederende of kwetsende omgeving creëert dient de strafrechter deze gedragingen niet af te toetsen aan de meningen van andere werknemers over deze seksuele connotatie en het grensoverschrijdend karakter van de gedragingen.
Het betreden van een badkamer zonder toestemming waar een persoon zich wast werd volgens het Hof van beroep aanzien als grensoverschrijdend seksueel gedrag.
Uit de conclusie van openbaar ministerie bij dit arrest onthouden we verder:
Volgens artikel 119 Sociaal Strafwetboek wordt met een sanctie van niveau 4 bestraft, eenieder die in contact treedt met de werknemers bij de uitvoering van hun werk en die, in strijd met de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, een daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk begaat(11).
Krachtens artikel 32bis, eerste lid, Wet Welzijn Werknemers, zijn de werkgevers en de werknemers alsmede de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2, § 1, en de andere dan de bij artikel 2, § 1, bedoelde personen die in contact komen met de werknemers bij de uitvoering van hun werk, ertoe gehouden zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Artikel 32ter, eerste lid, 3°, Wet Welzijn Werknemers, zoals van toepassing op de feiten, bepaalt dat voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder
(…)
3° ongewenst seksueel gedrag op het werk: elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.
Artikel 32ter, eerste lid, 3°, Wet Welzijn Werknemers werd in deze zin gewijzigd bij artikel 4 van de wet 10 januari 2007 tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk(12) (13).
Uit de parlementaire voorbereidingen blijkt dat de definitie van ongewenst seksueel gedrag op het werk werd gewijzigd om haar in overeenstemming te brengen met de definitie van ongewenst seksueel gedrag op het werk die voorkomt in de richtlijn 2002/73/EEG van 23 september 2002 tot wijziging van de richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.
Ten opzichte van de vroegere definitie wordt de verwijzing naar het feit dat de dader “wist of moest weten” welke gevolgen zijn gedrag heeft, vervangen door het feit dat het gedrag dergelijk impact “tot doel of gevolg” heeft. Het gaat hierbij niet alleen om de gedragingen die wetens en willens werden gesteld (de dader heeft de bedoeling de feiten te plegen en wil ook de voorzienbare gevolgen ervan) maar ook om de gedragingen waarvan de dader de gevolgen niet heeft gewild(14).
Noch uit de tekst van voormelde bepalingen noch uit de wetsgeschiedenis ervan kan worden afgeleid dat de drijfveer van eiser bij zijn handelen een bestanddeel van het misdrijf is. Om strafbaar te zijn is niet vereist dat de werknemer die dergelijk gedrag stelt ook zelf een seksuele bedoeling moet hebben bij zijn gedrag dat een seksuele connotatie vertoont.
Of een gedrag een seksuele connotatie heeft, dient mijns inziens beoordeeld te worden zoals dit door het collectieve bewustzijn van een bepaalde samenleving op een bepaald tijdstip wordt ervaren. De rechter is daarbij niet gebonden door de inzichten die een beklaagde zelf heeft over de seksuele connotatie van zijn gedrag of aan de mening van andere werknemers die dat gedrag niet zo aanvoelen.
Het gaat met andere woorden over een geobjectiveerd, maatschappij- en tijdsgebonden en dus evolutief begrip.
Het eerste en tweede onderdeel dat uitgaat van een andere rechtsopvatting lijkt mij te falen naar recht.
De rechter oordeelt onaantastbaar of een gedrag al dan niet een seksuele connotatie heeft en tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd. Het Hof gaat enkel na of de feitenrechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.