Rechtsmisbruik kan bestaan in het
de facto onmogelijk maken van de tenuitvoerlegging van een uitspraak door de bedrieglijke benadeling van de schuldeiser middels het opzetten van een constructie om de uitvoering te beletten.
In de rechtsleer bestaat geen consensus over de toepassing van rechtsmisbruik «op verjaringsrechten». Er dient geen eensgezindheid te bestaan in de doctrine opdat in het licht van de concrete omstandigheden van de zaak tot een andersluidende conclusie te komen. Ook andersluidende rechtspraak belet niet dat op grond van de concrete omstandigheden van de zaak, de feitelijke context en het juridisch kader van een geschil anders wordt besloten dat rechtsmisbruik.
De sanctie van het rechtsmisbruik van van verjaring erin dat de schuldeiser, die geconfronteerd wordt met het feit dat zijn schuldvordering volkomen buiten zijn wil en door de schuld van de debiteur oninbaar zou worden door de ingetreden verjaring, de mogelijkheid wordt geboden zijn aanspraken nog te doen laten gelden door de verlenging van de verjaringstermijn die door de onrechtmatige handelwijze van de misbruikplegende wederpartij, hier geïntimeerde, als geschorst moet worden beschouwd ().De verlenging van een verjaringstermijn met toepassing van de leer van rechtsmisbruik heeft tot gevolg dat de termijn van verjaring gedurende een bepaalde tijdsspanne wordt verlengd.
De stuiting van de verjaring houdt in dat de verjaringstermijn wordt stopgezet en nadien van nul wordt hervat, met dien verstande dat de nieuwe termijn in beginsel dezelfde duurtijd heeft als de oorspronkelijke termijn.
De (burgerlijke) stuiting kan plaatsvinden door de tengeldemaking van de aanspraak door de aanspraakgerechtigde.
Stuitende werking komt toe aan de eis in rechte die ertoe strekt het recht van de schuldeiser te doen gelden.
De wijze waarop de eis wordt gesteld is niet van doorslaggevend belang: een conclusie in rechte vormt een stuitende proceduredaad.
De stuiting geldt voor de aanspraak die de eiser in wezen beoogt. In zoverre deze aanspraak virtueel is begrepen in de in rechte geformuleerde eis maakt zij mede het voorwerp van de stuiting uit. Dit is ook het geval voor de nieuwe eis gebaseerd op dezelfde oorzaak als de oorspronkelijke eis en (virtueel) begrepen in het voorwerp ervan.
Het gaat er met andere woorden om dat wordt nagegaan welk bedreigd recht de schuldeiser precies wil doen erkennen en waarvan de wederpartij op de hoogte was of kon zijn.
De stuiting ten aanzien van de hoofdschuldenaar geldt tevens ten aanzien van de borg.
Inzake de stuitende werking van de aangifte van schuldvordering in het kader van een faillissement geldt dat deze een einde neemt bij de intrekking of afsluiting ervan.