Krachtens artikel 2, § 1, eerste lid, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden kunnen de personeelsafgevaardigden en de kandidaat-personeels-afgevaardigden slechts worden ontslagen om een dringende reden die vooraf door het arbeidsgerecht aangenomen werd, of om economische of technische redenen die vooraf door het bevoegd paritair orgaan werden erkend.
Overeenkomstig artikel 2, § 1, tweede lid, van deze wet geldt voor de toepassing van dit artikel als ontslag:
1° elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, gedaan met of zonder vergoeding, al dan niet met naleving van een opzegging, die ter kennis wordt gebracht gedurende de periode bedoeld in § 2 of § 3;
2° elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer wegens fei-ten die een reden uitmaken die ten laste van de werkgever kan gelegd worden;
3° het niet in acht nemen door de werkgever van de beschikking van de voorzitter van de arbeidsrechtbank, genomen met toepassing van artikel 5, § 3, en waarin besloten wordt tot de voortzetting van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdens de procedure voor de arbeidsgerechten.
Krachtens artikel 2, § 6, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden mag geen enkele andere wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan die bepaald in § 1, ingeroepen worden, met uitzondering van:
- de afloop van de termijn;
- de voltooiing van het werk waarvoor de overeenkomst werd gesloten;
- de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst door de werknemer;
- het overlijden van de werknemer;
- overmacht;
- het akkoord tussen de werkgever en de werknemer.
Zoals ook blijkt uit de wetsgeschiedenis, volgt uit het geheel van de voormelde bepalingen die de bescherming van de personeelsafgevaardigden beogen, dat de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden wel de gerechtelijke ontbinding op verzoek van de werkgever uitsluit als wijze waarop de arbeidsovereenkomst van een personeelsafgevaardigde of kandidaat-personeelsafgevaardigde kan worden beëindigd, maar dat deze wet niet verhindert dat de gerechtelijke ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst kan worden uitgesproken op verzoek van de personeelsafgevaardigde of kandidaat-personeelsafgevaardigde zelf.
Artikel 2, § 1, tweede lid, 2°, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden dat bepaalt dat elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer wegens feiten die een reden uitmaken die ten laste van de werkgever kan gelegd worden, voor de toepassing van dit artikel als ontslag geldt, heeft niet uitsluitend betrekking op een door de werknemer in toepassing van artikel 35 Arbeidsovereenkomstenwet gegeven ontslag wegens feiten die een dringende reden uitmaken in hoofde van de werkgever.
Die wetsbepaling ziet ook op de gerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op verzoek van een personeelsafgevaardigde, uitgesproken op grond van een ernstige contractuele wanprestatie van de werkgever van die aard dat de personeelsafgevaardigde op grond van die feiten terecht de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever zoals bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden had kunnen vaststellen.