De rechtbank gaat niet zomaar de openbare verkoop van de gewezen onverdeelde gezinswoning bevelen na een relatiebreuk van samenwonenden.
De verdeling in natura geniet de voorkeur (art. 577-2, § 8 juncto art. 826, eerste lid BW). Enkel wanneer de goederen niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, kan iedere deelgenoot de openbare verkoop vorderen (art. 827 BW). De rechtbank kan de openbare verkoop van niet-gevoeglijk verdeelbare goederen slechts bevelen (bij akkoord van alle deelgenoten of) wanneer zij over alle gegevens beschikt om met voldoende zekerheid te kunnen besluiten dat een verdeling in natura uitgesloten is (art. 1211, eerste lid Ger.W.). Deze onmogelijkheid zou moeten blijken uit de notariële staat van vereffening-verdeling (art. 1217 Ger.W.), evenwel gevolgd door het verslag van een deskundige (art. 1215 en 1220 Ger.W.).
De verdeling in natura impliceert de gelijksoortigheid van de kavels (art. 832-833 BW), die desnoods door middel van lottrekking worden toegewezen (art. 1206, vijfde lid en art. 1219, § 1, eerste lid Ger.W.).
Het niet-gevoeglijk verdeelbare karakter van de gewezen gezinswoning/onverdeelde goederen, is de rechtbank in casu vooralsnog niet duidelijk. Met andere woorden, het staat in dit stadium van de procedure nog geenszins vast dat een verdeling in natura niet gevoeglijk zal kunnen geschieden overeenkomstig art. 830-833 BW. Het valt niet uit te sluiten dat kavels “van gelijke aard en gelijke waarde” zullen kunnen worden gevormd in de zin van art. 832 BW. De verdeling in natura verdient alleszins de voorkeur (art. 826-827 BW).
Niets belet de partijen evenwel om in het raam van de werkzaamheden tot vereffening-verdeling in onderling akkoord te beslissen tot verkoop van de gewezen gezinswoning.
Voorafgaand reeds de openbare verkoop bevelen voor het geval dat de verdeling in natura onmogelijk zou blijken, is uitgesloten. Indien er tussen de partijen betwisting zou rijzen over de kwestie of de gevoeglijke verdeling in natura al dan niet mogelijk is, zal de notaris moeten bemiddelen en (indien de partijen het niet eens raken) daarover standpunt moeten innemen, eventueel in een proces-verbaal van beweringen en zwarigheden, waarna de rechtbank deze kwestie zal beslechten. De bevoegdheid om te oordelen over het al dan niet gevoeglijk verdeelbare karakter van de boedel komt uitsluitend aan de rechtbank toe (art. 1220 Ger.W.) en kan niet a priori worden gedelegeerd aan de notaris (zie art. 11, eerste lid Ger.W.).