Krachtens artikel 135, 2 van de Nieuwe Gemeentewet, mag de gemeentelijke overheid enkel voldoende veilige wegen voor het verkeer openstellen. Behoudens wanneer een vreemde oorzaak die haar niet kan worden aangerekend, haar belet de op haar rustende veiligheidsverplichting na te komen, moet zij ieder abnormaal gevaar dat de redelijke verwachting van de weggebruikers kan beschamen, ongeacht of het verborgen dan wel zichtbaar is, voorkoen door gepaste maatregelen.
Deze verplichting houdt geen resultaatsverbintenis in.
Wanneer het slachtoffer het bewijs levert van een abnormaal gevaar op een weg in de gemeente, dient in beginsel te worden aanvaard, behoudens tegenbewijs, dat de gemeentelijke overheid die gevaarssituatie behoorde te kennen en maatregelen vereist waren om het gevaar weg te werken.
Om in dat geval niet aansprakelijk te worden gesteld staat het aan de gemeentelijke overheid het bewijs te leveren dat zij de gevaarssituatie niet behoorde te kennen en niet kende, ofwel gelet op het tijdsverloop in de onmogelijkheid is geweest de nodige maatregelen te treffen om het abnormaal gevaar te onderkennen.
De verplichting van de gemeente om gepaste maatregelen” te nemen doet zich voor bij elk abnormaal gevaar dat de redelijke verwachting van de weggebruikers kan beschamen” . Het verplicht optreden van de gemeente is aldus in de eerste plaats afhankelijk van het bestaan van een abnormaal gevaar. Dit gevaar moet van aard zijn om de weggebruikers in hun normale verwachtingen te verschalken. Een normaal gevaar waaraan elke weggebruiker zich moet verwachten, volstaat dan ook niet. Hierbij wordt eveneens voorgehouden dat de vraag of de weggebruiker het gevaar al dan niet kende of kon kennen niet relevant is.
De beveiligingsplicht van de gemeente geldt t.a.v. ieder abnormaal gevaar, ongeacht of het verborgen dan wel zichtbaar is.
Het is zelfs zo dat de overheid dient in te staan voor de schade die door haar tekortkoming werd veroorzaakt, ook al was de getroffen weggebruiker van de plaatselijke toestand op de hoogte.