Een overeenkomst komt tot stand door het ontmoeten van wederzijdse wilsuitingen.
Klassiek gebeurt dit door het formuleren van een aanbod waarop een aanvaarding door de tegenpartij volgt, of juist niet.
Dit proces hoeft - behoudens wettelijke uitzondering - niet schriftelijk plaats te vinden maar het opmaken van een geschrift is van belang voor het bewijs van het bestaan en de draagwijdte van de overeenkomst wanneer er een geschil zou rijzen. Een verbintenis met een waarde van méér dan 375,00 EUR kan in beginsel alleen bij geschrift bewezen worden.
Het is niet omdat een wil werd geuit dat een wilsuiting werd waargenomen en omgekeerd is het niet omdat een wilsuiting werd waargenomen dat ook daadwerkelijk een wil werd geuit. Dit laatste stelt de problematiek van de vertrouwensleer als bron van verbintenissen scherp.7
Een contract kan zelfs "geruisloos" tot stand komen, wat inhoudt dat "[ ... ] partijen zonder het uitdrukkelijk te zeggen en zonder er zich steeds rekenschap van te geven, het gebied van de contractuele binding betreden.
Het is niet nodig dat partijen over alle elementen een definitief akkoord hebben om van een volkomen of volwaardige overeenkomst te spreken.
Vervolgens slaan wil en wilsverklaring en het daardoor gewekte vertrouwen niet op alle aspecten van de contractuele relatie die erdoor in het leven wordt geroepen. Vaak zullen partijen, zeker in het dagelijkse ruilverkeer, alleen de hoofdzaken voor ogen hebben en zullen zij heel wat punten bewust of onbewust [ ... ] onbesproken laten. Niettemin komt dan een overeenkomst tot stand waaruit moge blijken dat het uiteindelijk de wet is die de overeenkomst bindende kracht geeft.