Krachtens artikel 1047, eerste lid Ger.W., zoals van toepassing vóór de zogeheten Wet Potpourri V van 6 juli 2017, kon tegen ieder verstekvonnis verzet worden gedaan, onverminderd de bij wet bepaalde uitzonderingen.
De wetgever van 6 juli 2017 paste artikel 1047, eerste lid Ger.W. aan in die zin dat in de regel enkel nog een in laatste aanleg bij verstek gewezen uitspraak vatbaar is voor verzet. Tegen appellabele verstekvonnissen kan niet langer verzet worden aangetekend. Meteen verliest de versteklatende partij de mogelijkheid om die uitspraken te bestrijden door de gewone rechtsmiddelen van verzet en hoger beroep te cumuleren.
De aangepaste tekst van artikel 1047, eerste lid Ger.W. trad in werking op 3 augustus 2017. Bij gebrek aan bijzonder overgangsrecht, kan (krachtens art. 3 Ger.W.) elke vanaf die datum gewezen uitspraak die vatbaar is voor hoger beroep enkel nog met dit rechtsmiddel worden bestreden. Omgekeerd staat tegen vóór 3 augustus 2017 gewezen verstekvonnissen wel nog het rechtsmiddel van verzet open, ongeacht of tegen deze vonnissen ook hoger beroep zou kunnen worden ingesteld en ongeacht het tijdstip van betekening (vóór, op of na 3 augustus 2017), uiteraard op voorwaarde dat de vervaltermijn wordt nageleefd om het gewone rechtsmiddel aan te wenden (zie o.m. D. Scheers en P. Thiriar, "Burgerlijk procesrecht na Potpourri V", RW 2017-18, 732, nr. 34; P. Taelman, "De gewone rechtsmiddelen en de voorlopige tenuitvoerlegging" in P. Taelman en B. Allemeersch (eds.), Het burgerlijk proces opnieuw hervormd, Antwerpen, Intersentia, 2019, 131-133, nr. 4 en voetnoot 14).
Punt is inderdaad dat, in geval van wijzigende wetgeving aangaande de rechtsmiddelen die tegen een rechterlijke uitspraak kunnen worden aangewend, de wet die op de dag van de beslissing van kracht is, de rechtsmiddelen regelt die ertegen openstaan (zie ook GwH 22 december 2016, inzake met nr. 166/2016, Juristenkrant 2017, nr. 342, 7, JT 2017, 34, JLMB 2017, 254, RW 2016-17, 1040 en 1658, P&B 2017 en TVW2017, 77).
Wetswijziging wet van 6 juli 2017 (Potpourriwet V), in werking getreden op 3 augustus 2017.
Art. 1047.
Tegen ieder verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen kan verzet worden gedaan, onverminderd de bij de wet bepaalde uitzonderingen.
Het verzet wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot, dat dagvaarding inhoudt om te verschijnen voor de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen.
Met instemming van de partijen kan hun vrijwillige verschijning die formaliteiten vervangen.
De akte van verzet bevat, op straffe van nietigheid, de middelen van de eiser in verzet.
Het verzet kan door de partij, haar raadsman of de voor de partij optredende gerechtsdeurwaarder worden ingeschreven in een register dat daartoe gehouden wordt ter griffie van het gerecht dat de beslissing heeft gewezen. De inschrijving omvat de namen van de partijen en hun raadslieden alsook de datum van de beslissing en van het verzet.