In milieuzaken kan de verantwoordelijkheid van de overheid vanuit een dubbel oogpunt worden bekeken: die verantwoordelijkheid kan rechtstreeks aan de orde zijn, wanneer de hinder rechtstreeks door de overheid is veroorzaakt; de overheid kan daarnaast ook verantwoordelijk zijn wanneer ze nalaat de rechten van de burgers behoorlijk te beschermen. Het is ingeval de verantwoordelijkheid van de overheid wordt bekeken vanuit het tweede oogpunt, dat mede rekening moet worden gehouden met de in het middel ingeroepen standstill-verplichting.
De standstill-verplichting staat eraan in de weg dat de bevoegde overheid het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde regelgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat er daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.
De overheid beschikt in deze aangelegenheid over een discretionaire bevoegdheid. Zowel de beslissing om het vliegverkeer van en naar de luchthaven Brussel-Nationaal op een bepaald niveau te handhaven, als de beslissing om de daaruit voortvloeiende geluidshinder volgens een bepaald systeem over de omwonenden van de luchthaven te verdelen, zijn beslissingen die beleidskeuzen inhouden. Wat dit laatste betreft, behoort het bijvoorbeeld tot de beleidsvrijheid van de overheid om te opteren, hetzij voor een model waarbij de geluidshinder zoveel mogelijk gedragen wordt door het geringste aantal inwoners van de omgeving rond de luchthaven en waarbij de vluchten bijgevolg worden geconcentreerd boven de gebieden met de geringste bevolkingsdichtheid (concentratiemodel), hetzij voor een model waarbij de geluidshinder zoveel mogelijk over alle inwoners van de omgeving van de luchthaven gespreid wordt en waarbij elke inwoner bijgevolg in vergelijkbare mate aan het geluid wordt blootgesteld (spreidingsmodel). Ook in de tenuitvoerlegging van het gekozen beleid, door middel van concrete maatregelen, beschikt de verwerende partij over een discretionaire bevoegdheid.
In de uitoefening van zijn wettigheidstoezicht mag de Raad van State aan het bestuur zijn beleidsvrijheid niet ontnemen. Hij mag zich dus niet in de plaats van de verwerende partij stellen, bijvoorbeeld wat betreft de keuze van het model om de geluidshinder over de inwoners te verdelen (concentratiemodel of spreidingsmodel) of wat betreft de concrete maatregelen ter uitvoering van het gekozen model. De Raad van State kan wel nagaan of de verwerende partij is gebleven binnen de grenzen die de wet aan haar optreden stelt, en met name of zij een billijk evenwicht tussen de betrokken belangen heeft bewaard.
Het verdelen van de geluidshinder over de inwoners volgens een systeem van «billijke spreiding» is gebaseerd op een beleidskeuze waarover de Raad van State zich niet heeft uit te spreken. Het volstaat te dezen vast te stellen dat die beleidskeuze op zich niet kennelijk onredelijk is. Het nastreven van een billijke spreiding, conform het beginsel van de gelijkheid van eenieder voor de openbare belasten, is bovendien een oogmerk van algemeen belang.
Tegenover het nagestreefde algemeen belang staan de individuele belangen van de verzoekers.
De tenuitvoerlegging van de op zichzelf niet te bekritiseren beleidskeuze om een billijke spreiding van de geluidshinder na te streven, brengt onvermijdelijk mee dat, als de geluidshinder minder dan voorheen geconcentreerd wordt boven bepaalde gebieden rond de luchthaven, te dezen de Noordrand, andere gebieden uit dezelfde ruimere omgeving een groter deel van de hinder te dragen krijgen. Dat de verzoekers, als inwoners van de Oostrand, ten gevolge van de bestreden beslissingen meer hinder dan voorheen ondervinden, levert op zichzelf geen strijdigheid op met hun grondrechten op bescherming van de gezondheid en op bescherming van een gezond leefmilieu.
Vraag is of de verzoekers, in verhouding tot de algemene belangen die de verwerende partij nastreeft, in concreto een onevenredig zware last moeten ondergaan en of deze last onevenredig is. Deze vraag wordt verder in het arrest beantwoord.