Een bankgift, die is gebeurd via een neutrale en abstracte rechtshandeling (namelijk de bankoverschrijving), maakt een rechtsgeldige vermogenstransfer uit. De overschrijving is een juridische techniek die kan worden aangewend om een begiftigingsoogmerk te realiseren. De overschrijving is een rechtshandeling met een eigen autonoom statuut die in bepaalde gevallen, zoals ook hier, een voordeel kan toekennen, hoewel dit niet haar exclusieve functie is.
Deze rechtshandeling is onderworpen aan een eigen specifieke reglementering, o.a. ook wat de vorm betreft. Deze regels blijven onverminderd gelden, zelfs indien de rechtshandeling uit loutere vrijgevigheid geschiedt. Deze alternatieve schenkingsvorm is onttrokken aan het toepassingsgebied van art. 931 BW: niet alleen op het vlak van het vormvrij karakter (er is geen akte vereist), maar ook op het vlak van de aanvaarding, die stilzwijgend gebeurt, door loutere ontvangst (zonder bezwaar of protest) op de gecrediteerde bankrekening.
De loutere eenzijdige vermelding «schenking» in de referte is weliswaar onvoorzichtig en niet vrij van risico’s (getuige trouwens onderhavige vordering van appellanten), maar deze vermelding doet naar het oordeel van dit hof toch geen afbreuk aan bovenstaande overwegingen.
Hoewel een schenking kan vervat liggen in een neutrale rechtshandeling, die niet onthult of zij geschiede ten bezwarende of ten kosteloze titel, vermag het feit dat het om niet-karakter toch wordt vermeld (hetzij beklemtoond slechts eenzijdig, namelijk enkel en alleen door de schenkers) niet de bankgift in dergelijke omstandigheden alsnog te onderwerpen aan het formalisme van art. 931 BW.
Overigens is de vermelding «schenking» als zodanig niet in het contractuele veld getreden, aangezien deze vermelding niet is vervat op een drager (onderhands geschrift, ...), die ook de begiftigden zich hebben toegeëigend. Het is en blijft een eenzijdige vermelding, die mogelijk zijn belang kan hebben gehad, bv. in een poging om het begiftigingsoogmerk gemakkelijker te bewijzen, in het raam van betwisting over de wedersamenstelling van de vermogens van de ouders/schenkers in verhouding tot andere kinderen of (latere) erfgerechtigden.
De enige «sanctie» bij de vaststelling dat er sprake is van een alternatieve schenkingsvorm bestaat erin dat de gewone regels van het schenkingsrecht (o.a. inbreng, inkorting, art. 901 BW, ...) van toepassing zijn. Het vormvoorschrift van art. 931 BW wordt hierdoor niet geactiveerd.