Voor de wijzigingen die de zogeheten Potpourri I-wet of meer precies de wet van 19 oktober 2015 'houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie' aanbracht, werd voorzien in een overgangsmaatregel. Samengevat komt die erop neer dat de door de Potpourri I-wet gewijzigde bepalingen slechts toepassing vinden op zaken die in eerste aanleg voor de rechter aanhangig zijn gemaakt vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet, dit is vanaf 1 november 2015. Op zaken die vóór die datum aanhangig waren gemaakt, bleef de oude tekstversie van voormelde bepalingen (alsook de oude tekstversie van art. 1495 Ger.W.) van toepassing.
De Potpourri V-wet, die de bedoelde bepalingen (behoudens art. 1495 Ger.W.) opnieuw wijzigt, voorziet dienaangaande niet in een bijzondere overgangsmaatregel. Voor de eens te meer bijgestelde processuele bepalingen geldt derhalve geen van het algemeen recht afwijkend voorschrift inzake de werking in de tijd. Dit leidt ertoe dat, in principe, (de in) artikel 3 Ger.W. (bedoelde algemene overgangsmaatregel) onverkort toepassing vindt derwijze dat de gewijzigde/ bijgestelde processuele bepalingen onmiddellijk toepassing vinden op de hangende gedingen.
In die optiek kan/moet worden aangenomen dat voormelde overgangsmaatregel van de Potpourri I-wet met de datum van inwerkingtreding van de door de Potpourri V-wet gewijzigde bepalingen (3 augustus 2017) ophoudt uitwerking te hebben.
Voor zaken, ongeacht of zij zijn geïnitieerd vóór of na 1 november 2015, waarin de rechterlijke uitspraak tussenkomt vanaf 3 augustus 2017, gelden derhalve de laatste versies van de artikelen 1397-1402 en 1495 Ger.W.
De samenhang van de laatste versies van de artikelen 1397- 1402 en 1495 Ger.W., gelezen in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever (de ongelukkig geformuleerde tekst van art. 1398/1 Ger.W. ten spijt), maakt dat een op tegenspraak gewezen vonnis van de familierechtbank (in de regel, zo ook in casu) voorlopig uitvoerbaar is, niettegenstaande hoger beroep. Zie evenwel de uitspraak van de 18° kamer van het Hof van Beroep te Brussel waarnaar verwezen wordt in de noot (toegankelijk voor de betalende abonnees van deze site.