Overeenkomstig artikel Vl.2.1° WER moet de verkoper de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie verschaffen over de voornaamste kenmerken van het product. Aldus heeft de verkoper een precontractuele informatieplicht ten aanzien van de koper.
Elke partij draagt de bewijslast van de feiten waarop zij zich beroept. De kopers die een tekortkoming op de precontractuele informatieplicht inroepen dienen dan ook in principe het bewijs te leveren van het niet nakomen door de verkoper van diens precontractuele informatieverplichting.
Vermits het bewijs van het niet nakomen van een informatieverplichting te beschouwen is als het bewijs van een negatief feit, wordt aanvaard dat de rechter ter zake een zekere soepelheid in acht neemt en de vrijheid heeft om het bewijs van het niet nakomen af te leiden uit vermoedens die volgen uit de omstandigheden van de zaak en die met andere woorden op een voldoende waarschijnlijkheid van het beweerde feit wijzen
Een beroepsverkoper wordt geacht de specifieke kenmerken en eigenschappen van diens producten te kennen en dient daarover de nodige informatie te verstrekken. Dit is van groot belang wanneer er geen toonzaal model of voorraadmodel beschikbaar is van het model dat kopers willen aankopen.
Een verkoper kan zich hierbij niet steunen op een technische fiche die pas na het afsluiten van de koop beschikbaar kon worden gesteld.
De verkoper dient oog te hebben voor de bestemming van het aangekochte goed en de vorm (in casu meubelen).
Het niet nakomen van de precontractuele informatieverplichting vanwege de verkoper leidt tot de nietigheid van de verkoopovereenkomst indien de niet-nakoming geleid heeft tot dwaling in hoofde van de koper.
Overeenkomstig artikel 1110 oud BW is dwaling alleen de oorzaak van nietigheid van een overeenkomst, wanneer zij de zelfstandigheid van de zaak betreft die het voorwerp van de overeenkomst uitmaakt of wanneer zij de persoon betreft met wie men bedoelde te contracteren wanneer het contract "intuitu personae" werd aangegaan.
Met de zelfstandigheid van de zaak wordt elk element bedoeld dat de betrokken partij op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst als essentieel beschouwde en waarvan zij op een voor de wederpartij kenbare manier het sluiten van de overeenkomst afhankelijk had gemaakt (zie en vergelijk: Cass. 3 maart 1967, RW1966-67, 1907).
De koper moet de wederpartij op de hoogte brengen van het belang dat hij aan een bepaald element hecht.
Bij het ontbreken van een bijzondere aanduiding in de overeenkomst, zoals in casu, zijn de volgens algemene opvattingen belangrijke eigenschappen en/of de normale bestemming in een overeenkomst van dien aard als doorslaggevend te beschouwen. Er geldt aldus een algemeen vermoeden dat iedere partij, bij het sluiten van een overeenkomst, steeds minstens die hoedanigheden nastreeft die normaal te vinden zijn bij een overeenkomst van dien aard.
Wie aanduidt een hoeksalon te kopen heeft de bedoeling een zitmeubel in een hoekvorm te kopen dat kan gebruikt worden als zitmeubel met een normale zithouding en geen zitmeubel waarop enkel kan worden gelegen in lighouding. In dit geval is er sprake van een essentiële dwaling.
De dwaling moet verschoonbaar zijn in hoofde van de dwalende partij, wat het geval is in de mate dat ook een redelijk persoon in gelijkaardige omstandigheden zou hebben gedwaald (in deze zin: Cass. 6 januari 1944, Pas. 1944, 133; Cass. 10 april 1975, Arr.Cass. 1975, 871, noot M. COIPEL; Cass. 28 juni 1996, Arr.Cass. 1996, 664).
Wanneer er was geen model van het aangekochte salon aanwezig in de toonzaal noch in de voorraad aanwezig was en er ook geen technische fiche beschikbaar was konden de kopers enkel vertrouwen op hetgeen de verkoper hen heeft meegedeeld.
Gelet hierop kan besloten worden dat de ingeroepen dwaling door ieder redelijk persoon kan worden begaan en derhalve in hun hoofde verschoonbaar is en de vordering van kopers tot nietigverklaring van de verkoopovereenkomst dan ook gegrond is.