Het voordeel dat een partij middels een vordering nastreeft dienen binnen de proporties te zijn met het nadeel van de wederpartij aan wie geen kwade wil kan worden verweten; vgl. Cass. 6 oktober 1966, Arr.Verbr. 1967, 158; Brussel 10 juni 1965, Pas. 1966, II, 159) zouden lijden.
Een vordering van getuigt dan ook in zoverre van rechtsmisbruik (Brussel 9 september 2003, RJI 2004, 44) wanneer zij de grenzen van het redelijke kennelijk te buiten gaan, waarna het past de vordering binnen de grenzen van het kennelijk redelijke te brengen.
Uittreksel uit het NBW (boek 1)
Art. 1.9 Rechtsmisbruik
Niemand mag misbruik maken van zijn recht.
Wie zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst, maakt misbruik van zijn recht.
De sanctie voor een dergelijk misbruik bestaat in de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd het herstel van de schade die het misbruik heeft berokkend.
Uittreksel NBW (boek 5)
« Art. 5.73 Uitvoering te goeder trouw en verbod van rechtsmisbruik
Een contract moet te goeder trouw uitgevoerd worden.
Krachtens het eerste lid:
1° moet elk van de partijen zich bij de uitvoering van het contract gedragen zoals een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst;
2° mag niemand misbruik maken van de rechten die hij aan het contract ontleent.
Elke afwijking van dit artikel wordt voor niet-geschreven gehouden. »
Zie ook www.elfri.be - Artikel - Rechtsmisbruik