Inzake de afwezigheid van een geldig keuringsattest is dat causale verband zonder enige twijfel vereist, omdat art. 25, 3°, c van de modelpolis het zelf impliciet bepaalt door de toevoeging dat het regres niet mogelijk is indien de verzekerde de afwezigheid van causaal verband bewijst.
Cassatierechtspraak inzake het niet vereist zijn van een causaal verband bij schending van een wettelijke verplichting heeft betrekking op de persoon die rijdt zonder te voldoen aan de daartoe gestelde wettelijke vereisten en dus op de grond tot regres van art. 25, 3°, b hetgeen niet toepasselijk is voor het rijden zonder geldig keuringsattest.
Door de wet van 31 mei 2017 werd de WAM-wet op bepaalde punten aangepast en werd in de WAM-wet een art. 16bis ingevoegd dat bepaalde categorieën van regres in de WAM-wet opneemt, terwijl de overige categorieën ongewijzigd blijven.
Uit de memorie van toelichting tot de wet blijkt dat met die opname van specifieke categorieën van regres in de WAM-wet de bedoeling voorzat de betwisting te beslechten betreffende de verplichting van de verzekeraar het oorzakelijk verband te bewijzen tussen de niet-nakoming van de verplichting waarop het regres is gebaseerd en het ongeval.
Onder de in de WAM-wet opgenomen gronden tot regres – die dus geen causaal verband vereisen – staat wel het geval van de persoon die stuurt zonder te voldoen aan de wettelijke vereisten daarvoor, maar niet het sturen zonder geldig keuringsbewijs.
Art. 152, eerste lid van de Wet Verzekeringen (voordien art. 88, eerste lid Wet Landverzekeringsovereenkomst) geeft aan de verzekeraar de mogelijkheid om zich in de verzekeringsovereenkomst een regresrecht voor te behouden tegen de verzekeringsnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringsnemer is, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen. Vereist is dus naast het bestaan van een contractueel beding dat in het regresrecht voorziet, een beperking van het regresrecht tot de gevallen waarin de verzekeraar geen of geen volledige dekking aan de verzekerde moet verlenen op basis van een wettelijke of contractuele bepaling.
De regresvordering is aldus een contractuele correctie voor de van de niet-tegenwerpelijkheid van exceptie aan de derde benadeelde de tot gevolg heeft dat de aansprakelijkheidsverzekeraar ten voordele van die derden tot vergoeding gehouden blijft.
De weigering of vermindering van de prestatie van de verzekeraar kan het bestaan vereisen van een oorzakelijk verband tussen de tekortkoming en het schadegeval. Ook voor de uitoefening van het regresrecht door de verzekeraar moet dit verband dan bestaan; dit is het geval bij een regres op grond van een tekortkoming als bedoeld in art. 65, eerste lid Wet verzekeringen (voordien art. 11, eerste lid Wet Landverzekeringsovereenkomst), dat het verval van dekking afhankelijk maakt van een oorzakelijk verband met het schadegeval; bij een regres op grond van dergelijke grove fout is dan het causale verband vereist.
Er dient dus, opdat regres mogelijk zou zijn, nagegaan te worden of de verzekeraar zijn prestatie had kunnen weigeren. De regels op basis waarvan die vraag beantwoord wordt, zijn dezelfde voor de eigen schadeverzekering als voor het regres. Het is pas na de beantwoording van die vraag dat het regres beoordeeld wordt.