Ook de regels van de tienjarige aansprakelijkheid zijn van toepassing op alle overeenkomsten die aan de Woningbouwwet onderworpen zijn, ongeacht of zij als koop- dan wel als aannemingsovereenkomst worden gekwalificeerd (artikel 3 j° artikel 6, eerste lid Woningbouwwet).
Op de bouwpromotor-verkoper rust bovendien een resultaatsverbintenis, waardoor hij contractueel aansprakelijk is voor alle gebreken en tekortkomingen, van zodra zij betrekking hebben op werken die niet uitdrukkelijk door de promotieovereenkomst zijn uitgesloten, ongeacht of ze al dan niet door de bouwpromotor zelf werden uitgevoerd.
Aansprakelijkheidsbeperkingen in de algemene verkoopsvoorwaarden die ertoe strekken de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken, bepaald bij de artikelen 1641 tot 1649 van het Burgerlijk Wetboek te verminderen, zijn onrechtmatig en verboden krachtens artikel VI.83, 14° WER.
Clausules die een partij trachten te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van haar voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt, zijn onrechtmatig krachtens artikel VI.83,13° WER. De resultaatsverbintenis van de bouwpromotor behoort immers tot de essentie zelf van de promotieovereenkomst (zie gelijkluidend: K. Deketelaere, M. Schoups, A.L. Verbeke, Handboek Bouwrecht, Intersentia, 2013, 949).
Clausules die bedingen omvatten of combinaties van bedingen (...) die ertoe strekken op ongepaste wijze de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de onderneming uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de onderneming van haar contractuele verplichtingen zijn onrechtmatig in de zin van artikel VI.83, 30° WER.
Niet enkel wordt aldus afbreuk gedaan aan de draagwijdte van de tienjarige aansprakelijkheid, welke van openbare orde is en contractueel niet kan worden ingeperkt.
Daarnaast mag verwezen naar analogie naar advies n° 26 van de Commissie voor onrechtmatige bedingen inzake de contractuele bepalingen in overeenkomsten tussen een architect en zijn cliënt van 16 september 2009, 22, waarin geoordeeld werd dat het onrechtmatig was om de termijn waarbinnen de aannemer aangesproken kan worden voor lichte, verborgen gebreken te beperken tot één jaar na de voorlopige oplevering (D. Petosa, Gemeenrechtelijke aansprakelijkheid van aannemer voor lichte verborgen gebreken - Een analyse van de recente rechtspraak en rechtsleer, NJW 2018, nr. 30; F. Burssens, Handboek Aannemingsrecht, Intersentia, 2019, 265).
De verboden en onrechtmatige bedingen in artikel 21 van de algemene verkoopsvoorwaarden die ertoe strekken de aansprakelijkheid van bouwpromotor-verkoper. te beperken, worden ten aanzien van de privatieve eigenaars/kopers dan ook nietig verklaard in toepassing van artikel VI.84 WER.
Ten aanzien van de Vereniging van mede-eigenaars:
Het enkele gegeven dat de Vereniging van mede-eigenaars rechtspersoonlijkheid heeft en aldus geen consument is in de zin van artikel I.1.2° WER, leidt er niet toe dat deze aansprakelijkheidsbeperkingen haar zouden kunnen tegengeworpen worden.
Op de bouwpromotor-verkoper rust een resultaatsverbintenis. Vermits deze verbintenis tot de essentie zelf van de promotieovereenkomst behoort, kan de bouwpromotor zich hiervan niet rechtsgeldig bevrijden. Een dergelijke exoneratieclausule ontneemt immers elke zin en betekenis aan de overeenkomst en is bijgevolg niet geldig (zie gelijkluidend: K. Deketelaere, M. Schoups, A.L. Verbeke, Handboek Bouwrecht, Intersentia, 2013, 949 en 951, naar analogie: D. Petosa, Gemeenrechtelijke aansprakelijkheid van aannemer voor lichte.