Een opdrachtgever kan zijn aannemer niet aansprakelijk stellen op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 1382 van het oud Burgerlijk Wetboek, wanneer de schade die het voorwerp van de vordering tot schadevergoeding uitmaakt, uitsluitend voortvloeit uit de slechte uitvoering van de overeenkomst.
De opdrachtgever die veroordeeld is tot het betalen van schadevergoeding wegens de bovenmatige overlast die zijn buren lijden ten gevolge van een fout van zijn aannemer, kan niet de wettelijke subrogatie inroepen om zich tegen de aannemer te keren. Hij heeft geen schuld betaald waarvoor hij gehouden was met anderen of voor anderen, maar zijn eigen schuld.
Let wel
De opvatting dat partijen die een overeenkomst sluiten hiermee de impliciete wil laten blijken om de toepassing van de regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid uit te sluiten, wordt in het boek 6 van het nieuw BW verlaten en geldt aldus voor feiten na 01/01/2025.
De wetgever van 2024 opteerde ervoor om het uitgangspunt om te keren. De benadeelde kan bij toepassing van het (nieuw) BW kiezen op welk van beide rechtsgronden hij zijn vordering baseert.
Indien de benadeelde een buitencontractuele vordering instelt tegen zijn medecontractant kan deze echter de verweer[1]middelen inroepen die voortvloeien uit de wetgeving inzake bijzondere contracten, contractuele bedingen en verjaringsregels van toepassing op het contract.
Er wordt ook een einde gesteld aan de quasi-immuniteit van de hulppersonen van de medecontractant. Deze kunnen tegen de benadeelde wel dezelfde verweermiddelen aanvoeren als hun opdrachtgever.
Art. 6.3 (nieuw) BW stelt:
Buitencontractuele en contractuele aansprakelijkheid
§ 1 Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van zijn medecontractant, kan deze medecontractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract. Dit is niet het geval bij vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken.
§ 2 Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.
De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf.