De Arbeidsrelatiewet voorziet geen strafsancties.
Schijnzelfstandigheid wordt strafrechtelijk beteugeld via een inbreuk op de Dimona-wetgeving (de niet inschrijving als werknemer). Een dergelijke inidirecte strafbaarstelling is volgens het Hof van Cassatie voldoende duidelijk en beantwoordt aan het legaliteitsbeginsel,
Artikel 331 Arbeidsrelatiewet bepaalt: "Zonder de openbare orde, de goede zeden en de dwingende wetten te kunnen overtreden, kiezen de partijen vrij de aard van hun arbeidsrelatie waarbij de effectieve uitvoering van de overeenkomst moet overeenkomen met de aard van de arbeidsrelatie. Er moet voorrang worden gegeven aan de kwalificatie die uit de feitelijke uitoefening blijkt indien deze de door de partijen gekozen juridische kwalificatie uitsluit."
Uit die bepaling volgt dat de partijen vrij de aard van hun arbeidsrelatie kunnen kiezen, maar niet dat zij vrij zijn een andere kwalificatie te geven aan die arbeidsrelatie dan de werkelijke aard ervan zoals die uit de feitelijke uitoefening ervan blijkt, noch dat zij aldus zouden zijn vrijgesteld van de wettelijke verplichtingen verbonden aan de werkelijke aard van die arbeidsrelatie.
Krachtens de artikelen 8 en 4 koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, deelt de werkgever de gegevens opgesomd in de afdeling I, hoofdstuk II van die wet mee aan de instelling, die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen, bij het in dienst nemen van een werknemer uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat.
Die bepalingen zijn ook toepasselijk op een arbeidsovereenkomst die door de partijen formeel niet als arbeidsovereenkomst is gekwalificeerd.
De eisers worden niet vervolgd omdat zij de bedoelde samenwerkingsverbanden verkeerd hebben gekwalificeerd, maar omdat zij de verplichtingen niet hebben vervuld die verbonden zijn aan de arbeidsovereenkomsten die zij onwettig niet als dusdanig hebben gekwalificeerd.
Het wettigheidsbeginsel in strafzaken gaat uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het eist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten.
De omstandigheid dat partijen die hun arbeidsrelatie onwettig niet hebben gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, belet niet dat zij kunnen uitmaken dat het niet-Dimona aangeven van de tewerkstelling strafbaar is.
15. In zoverre het middel schending aanvoert van de artikelen 12 en 14 Grondwet en miskenning van het legaliteitsbeginsel, kan het niet worden aangenomen.