Indien de derde-beslagene zijn verklaring niet heeft gedaan binnen de wettelijke termijn, of niet met nauwkeurigheid heeft gedaan, kan hij, nadat hij daartoe voor de beslagrechter werd opgeroepen, geheel of ten dele schuldenaar worden verklaard van de oorzaken en de kosten van het beslag, onverminderd de kosten van de tegen hem ingestelde rechtspleging, die in die gevallen te zijnen laste zijn. Deze sanctie is bepaald in artikel 1456 Ger.W.
De sanctie van de schuldenaarsverklaring heeft geen indemnitair karakter. Zij strekt er niet toe beweerde schade te vergoeden die de beslagleggende schuldeiser lijdt ten gevolge van het verzuim van de derde-beslagene, maar enkel de derdebeslagene te sanctioneren voor zijn verzuim. De omvang van de veroordeling van de derdebeslagene is niet afhankelijk van de schade van de beslaglegger.
De afwezigheid van schade is dan ook geen beletsel voor het uitspreken van de sanctie, nu de sanctie geen indemnitair karakter heeft. Om die reden moet de sanctie ook niet beperkt blijven tot het bedrag van de schuldvordering van de debiteur op de derde-beslagene, d.w.z. tot het voorwerp van het beslag, maar kan zij uitgebreid worden tot de oorzaken van het beslag. De afwezigheid van schade kan wel een element zijn waarmee rekening kan worden gehouden bij de uitoefening van het matigingsrecht (zie Cass. 24 april 2008, AR C.07.0180.N, www.juridat.be).
De sanctie moet dus worden opgelegd telkens de handelwijze van de derdebeslagene ertoe strekt de figuur van het derdenbeslag te frustreren. Bij een vastgestelde inbreuk moet de sanctie in principe worden opgelegd. De rechter kan enkel besluiten tot het niet opleggen van de sanctie wanneer de omstandigheden van de zaak het rechtvaardigen.
Aangezien het gaat om een resultaatsverbintenis, kan enkel overmacht de derde-beslagene exonereren. Aan de verdere concrete omstandigheden van het geval kan vervolgens voldoende recht worden gedaan bij de uitoefening van het matigingsrecht.
Om na te gaan of de sanctie van schuldenaarsverklaring zich ten aanzien van geïntimeerde opdringt en, zo ja, of deze moet gematigd worden, dient rekening te worden gehouden met de concrete omstandigheden van de zaak.