Wie meent dat slavernij vandaag niet meer bestaat vergist zich. Meer zelfs, er zijn wellicht nooit meer slaven geweest als vandaag, zelfs in België
Hierbij dienen we niet alleen te denken aan de meest zichtbare vorm, zoals de handel in Nigeriaanse vrouwen die na Voodoo vanuit Nigeria door de Sabhara worden gedreven, tocht die velen niet overleven, verhandeld worden en een opzichter-tante worden toegewezen om na een asielaanvraag verhandeld te worden als prostituee in de Aarschotstraat, waarbij ze gedwongen worden om zonder condoom prostituanten te bedienen achter rode lampen. Hun "inkomsten" dienen om hun schuld van 30.000 euro en meer voor de "trip" naar België, af te lossen, naast een hele reeks andere fictieve kosten, waardoor ze de facto geen inkomsten hebben. Hun paspoorten worden afgenomen, waardoor vluchten wordt onmogelijk gemaakt, versterkt met de bedreiging van hun familie in Nigeria of middels een opgewekte angst voor de politie en DV. Voor een voorbeeld in de rechtspraak zie Hof van Beroep Gent, 01/06/2018, RABG 2019/3, 244-251.
Nog groter is de slavernij die we vandaag gemeenzaam mensenhandel noemen en die bestaat uit economische uitbuiting in mensonwaardige omstandigheden, waarbij onvrijheid en dwang gepaard gaat met sociale uitbuiting, gebrek aan persoonlijk bezit en inkomsten die ofwel terug dienen om schulden te betalen die de mensensmokkelaars zelf uitgevonden hebben.
Alhier en hiertoe bespreken we het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent.
Strafbare feiten van mensenhandel in de context van sociale fraude, vereisen volgens artikel 433quinquies, 3° Strafwetboek de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 8 oktober 2014 beslist dat bij ontstentenis van een wettelijke definitie of van uitleg in de voorbereidende werkzaamheden, de term werving in zijn normale betekenis dient te worden begrepen. Die houdt niet in dat de aangeworven persoon daartoe moet worden aangezocht. De werving van een persoon met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, is alleen strafbaar als de vervolgde persoon heeft gehandeld met als doel het slachtoffer aan het werk te zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid
Te dezen werd de kwalificatie economische uitbuiting strijdig met de menselijke waardigheid bleek te dezen onder meer uit:
• rekrutering uit een clandestien arbeidscircuit;
• arbeidstijden bestaande uit zes dagen op zeven nachtwerk verrichtten waarbij gemiddeld tussen de 48 uren en de 54 uren arbeid gepresteer per week;
• abominabele verblijfsomstandigheden:
- ter beschikking gestelde slaapgelegenheid bestaande uit een matras sliep op de grond;
- het ontbreken aan persoonlijke spullen heeft, zelfs geen kledij of tandenborstel van de arboediers
• arbeiders diet niet beschikten over officiële identiteitsdocumenten/paspoorten waarbij arbeiders beiden verklaren dat deze “toevallig” zijn verloren, zijnde de quasi standaardmethode is die wordt gehanteerd bij het aanleveren van illegale goedkope arbeidskrachten.
• veiligheidscontext waarin de slachtoffers in concreto werden tewerkgesteld
- amateuristische plaatsing van werkinstallaties en machines in het zwart, zonder erkende plaatser, zonder keuring.
- gebreken in de arbeidsveiligheid
- gebrek aan verse lucht
- gevaar op CO-intoxicatie leiden of vaststelling van te hoge CO waarden
- gebrek aan bezorgdheid voor werknemers die na een ongeval op een parking achtergelaten, zonder dat de hulpdiensten werden geïnformeerd over de ware toedracht van wat hen was overkomen
Het feit dat de slachtoffers stellen dat de beklaagde zich respectvol gedroeg ten opzichte van hen, doet geen afbreuk aan de vastgestelde elementen die het misdrijf uitmaken.
Het misbruik van een onwettige en/of precaitre materiële, sociale, of administratieve toestand kan blijken uit de toestand van de slactoffers in hun geboorteland, of in Frankrijk/Brussel (omgeving 't Klein Kasteeltje), Deze vaststellingen kunnen doen concluderen dat de daders van mensenhandel hun slachtoffers precies omwille van deze precaire situatie gerekruteerd, aangezien zij wisten of dienden te weten dat de slachtoffers bereid zouden zijn om aan lage lonen te werken.
Deze feitelijkheden resulteren in de gecumuleerde kwalificaties:
• illegale twerkstelling en zwartwerk
• inbreuken op de welzijnsreglementering met de verzwarende omstandigheid van gezondheidsschade
• mensenhandel door economische uitbuiting en in de context van sociale fraude, vereisen volgens artikel 433quinquies, 3° Strafwetboek de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
• onopzettelijke slagen en verwondingen door gebrek aan voorzichtigheid
Voormelde misdrijven worden niet alle gekenmerkt door een eenheid van opzet.
Bij de bestraffing wordt een beroepsverbod van 3 jaar (voor de daders zelfs en/of via tussenpersonen) opgelegd door toepassing van artikel 106 Sociaal strafwetboek (exploitatieverbod en bedrijfssluiting) om te voorkomen dat de feiten zich zouden kunnen herhalen, mede gelet op de verstoring van het economisch evenwicht, de verstoring van de concurrentie en het in gevaar brengen van de werrknemers. Bovendien werd de sluiting van de onderneming bevolen voor een periode van 3 jaar.
Er werden gevangenisstraffen opgelegd van 18 maanden, waarvan de helft voorwaardelijk, naast geldboete van 16.000 euro (zoals reeds verhoogd met de opdeciemen) en te vermenigvuldigen met het aantal werknemers voor de natuurlijke personen en voor de vennootschap van 36.000 euro ter vermeenvuldigen met het aantal werknemers waarvan de helft met uitstel.