Het woonrecht is een grondwettelijk recht.
Een sociaal verhuurkantoor heeft met ondersteuning van de overheid een sociale opdracht, namelijk de bescherming van dit fundamenteel recht in het voordeel van kwetsbare burgers die door een gebrek aan aanbod op de sociale woningmarkt in dat domein geen woningaanbod krijgen en anderzijds financieel niet sterk genoeg staan om een redelijke kans te maken op de privé-woningmarkt.
Het behoort tot het maatschappelijk doel en de opdracht van een sociale verhuurder kwetsbare huurders (zoals zieke, minder zelfredzame en financieel zwakkere alleenstaanden te ondersteunen, meer nog dan zich te baseren op principes van het Burgerlijk Wetboek of daarvan afgeleide rechtsleer, die hoofdzakelijk bedoeld zijn tot regeling van de private huurmarkt, waar het private eigendomsrecht het belangrijkste tegengewicht vormt.
Kwetsbare personen zijn niet altijd in staat zijn tot weloverwogen goed beredeneerde beslissingen die met de nodige voorzichtigheid worden afgetoetst aan de omstandigheden en de mogelijkheden.
Zo kan de vrederechter voorbijgaan aan een opzeg door een huurder gegeven van zijn sociale woning, wanneer deze beslissing beslissing niet opportuun was en ook ingegeven was door onvoldoende kennis van de harde realiteit op de privé-woonmarkt, waar niet zelden huurders worden geweigerd op willekeurige gronden.
Wanneer niet werd aangetoond dat er reeds toezeggingen zijn gebeurd ten aanzien van andere kandidaten, dient de sociale verhuurder een dergelijke huurder alsnog de kans bieden om deze woning verder dan wel opnieuw te kunnen huren, zelfs wanneer zij meent nieuwe toekenningsvoorwaarden te moeten toepassen die nog niet geconcretiseerd werden. Bij gebreke hieraan misbruikt de sociale verhuurder haar recht door zich zonder ernstige gronden te willen ontdoen van een huurder die nochtans behoort tot haar doelgroep als sociaal verhuurkantoor.
Een sociale verhuurder kan overigens geen vordering instellen in strijd met haar maatschappelijk doel.
De vrederechter kan aldus de opzeg van de huurder niet geldig en van waarde verklaren, wanneer de nadelen daarvan voor de sociale huurder onevenredig groot zijn in verhouding tot de voordelen voor de sociale verhuurder. Dit des te meer wanneer de sociale huurder na de gegeven opzeg, en nog voor de opzegging is verstreken reeds duidelijk te kennen heeft gegeven aan de sociale verhuurder op zijn beslissing te willen terugkomen gelet op de onmogelijkheid te kunnen huren op de privémarkt.