Een wijziging van de huwelijksovereenkomst houdt geen “verblijvingsbeding”, of. een contractuele erfstelling in, wanneer deze clausule geen betrekking heeft op goederen in de nalatenschap van de beschikker.
Het beding in een huwelijkscontract, dat het volledig gemeenschappelijk vermogen bij ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel “om eender welke reden” aan één welbepaalde mede-echtgenoot toebedeelt, is geen overeenkomst over goederen van de nalatenschap van de mede-echtgenoot, maar een overeenkomst over het gemeenschappelijke vermogen. Krachtens art. 1464, eerste lid BW kan een dergelijk beding niet worden beschouwd als een schenking, maar als huwelijksvoorwaarden.
De sterfhuisclausule is daarentegen een beding houdende toebedeling van de goederen van het gemeenschappelijk vermogen aan een met naam genoemde echtgenoot zonder overlevingsvoorwaarde.
Deze clausule, waarbij het volledig gemeenschappelijk vermogen onvoorwaardelijk wordt toegekend aan één van de huwelijkspartners. brengt met zich mee dat bij de ontbinding van de huwgemeenschap, ongeacht de oorzaak van die ontbinding, de volledige gemeenschap in volle eigendom toekomt aan deze huwelijkspartner.
Het gaat niet om een contractuele erfstelling of een overeenkomst met betrekking tot de nalatenschap, maar om een overeenkomst met betrekking tot het gemeenschappelijk vermogen. Er wordt aldus aan de begunstigde een huwelijksvoordeel toegekend, te beschouwen als een overeenkomst ten bezwarende titel, en niet als een schenking (art. 1464, eerste lid BW).
Het Burgerlijk Wetboek vereist niet dat er een overlevingsvoorwaarde zou zijn opdat sprake zou kunnen zijn van een geldig huwelijksvoordeel (vergelijk met Cass. 10 december 2010, Pas. 2010, nr. 726, p. 3174). Uit art. 1461 BW is niet af te leiden dat een beding van ongelijke verdeling of het beding van verblijving bedoeld bij art. 1464, eerste lid BW maar mogelijk is in het geval van ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel door overlijden ten voordele van de overlevende echtgenoot. Art. 1464 BW verwijst ook niet naar art. 1461 BW.
Wanneer er aldus geen sprake is van schenking vóór overlijden, vindt art. 7 W.Succ. geen toepassing vindt.
Een kanselement is niet te beschouwen als een kenmerk van een huwelijksvoordeel (zie o.m.: R. Barbaix, N. Geelhand de Merxem en A. Verbeke, Handboek Estate Planning, bijzonder deel 4, Huwelijksvoordelen, Gent, De Boeck-Larcier, 2010, p. 74, nr. 65.
Art. 1464, eerste lid BW stelt uitdrukkelijk dat het beding van ongelijke verdeling en het beding van verblijving van het gehele gemeenschappelijke vermogen niet beschouwd worden als schenkingen, maar als huwelijksvoorwaarden.
Art. 5 W.Succ. bepaalt: “De overlevende echtgenoot, wie een huwelijksovereenkomst, die niet aan de regelen betreffende de schenkingen onderworpen is, op voorwaarde van overleving meer dan de helft der gemeenschap toekent, wordt voor de heffing der rechten van successie en van overgang bij overlijden, gelijkgesteld met de overlevende echtgenoot die, wanneer niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling der gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt”.
Wanneer de gemeenschap aan de huwelijkspartner wordt toebedeeld toebedeeld door een clausule die niet voorziet in de voorwaarde van overleving, is aan de voorwaarden van art. 5 W.Succ. niet voldaan. Art. 5 W.Succ. is volgens zijn tekst maar van toepassing als “een huwelijksovereenkomst, die niet aan de regelen betreffende de schenkingen onderworpen is, op voorwaarde van overleving meer dan de helft der gemeenschap toekent” aan de begunstigde huwelijkspartner.
Let wel:
Huidige wettelijke bepaling= Vlaamse Codex: artikel 2.7.1.0.4.
Ingevolge decreet van 3 juli 2015 werden de woorden “op voorwaarde van overleving” geschrapt uit het artikel 2.7.1.0.4 VCF (oud artikel 5 W.Succ.), waardoor aldus de sterhuisclausule is komen te vervallen. Alles wat de langstlevende verkrijgt boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen, is derhalve thans aan erfbelasting onderworpen.
Verdere evolutie: zie Bruno Indekeu, Luidt Gents arrest een revival van de sterfhuisclausule in? met tal van verwijzingen, zie RW 2014-2015,156.