Krachtens artikel 4, eerste lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering kan de burgerlijke rechtsvordering tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden. In dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld, in zoverre er gevaar bestaat voor onverenigbaarheid tussen de beslissing van de strafrechter en die van de burgerlijke rechter en onverminderd de uitzonderingen uitdrukkelijk bepaald door de wet.
De verplichting van de burgerlijke rechter om de rechtsvordering te schorsen geldt niet enkel voor vorderingen die gegrond zijn op een misdrijf, maar geldt in beginsel voor alle vorderingen van burgerrechtelijke aard die punten gemeen hebben met de strafvordering en die aanleiding kunnen geven tot een tegenstrijdigheid tussen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering enerzijds en op de strafvordering anderzijds.
Krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 maart 1936 worden de in strafzaken in beslag genomen zaken, behoudens een andersluidend bevel van de rechter, teruggegeven aan de persoon in wiens handen beslag werd gelegd.
Volgens artikel 3 kan eenieder die op de in beslag genomen zaak recht beweert te hebben, tegen die teruggave verzet doen.
Artikel 5 bepaalt dat, indien voor het verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn, iemand die beweert op de in beslag genomen zaak recht te hebben, bewijst dat hij zijn aanspraak voor de bevoegde rechter heeft gebracht, met de teruggave wordt gewacht totdat omtrent die vordering een uitvoerbare beschikking is verleend.
De vordering van de derde die beweert recht te hebben op de strafrechtelijk in beslag genomen zaak is een burgerlijke rechtsvordering in de zin van artikel 4 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering.
De regel van openbare orde, vastgelegd in artikel 4 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, is hierdoor verantwoord dat het strafvonnis ten aanzien van de afzonderlijk ingestelde burgerlijke rechtsvordering in de regel gezag van gewijsde heeft aangaande de punten die aan de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering gemeen zijn.