De huurder heeft de wettelijke plicht in toepassing van artikel 1728 BW het gehuurde goed als een goede huisvader te beheren. Dit behelst onder meer impliceert dat bij gebeurlijke schade of tekortkomingen aan het goed zelf, die onder de verantwoordelijkheid vallen van de verhuurder vallen dient vast te stellen en onmiddellijk de verhuurder hiervan te te verwittigen.
Komt hij tekort aan deze meldingsplicht dan kan hij ook geen huur terugvorderen wegens geleden genotsderving door gebreken ontstaan in de loop van de huur waardoor het gehuurde goed ongeschikt werd verklaard.
Opmerking: Voor huurcontracten sinds 1 januari 2019 geldt het Vlaams woningdecreet stellende dienaangaande in artikel 26 tot 28:
Art. 26. Onderhouds- en herstellingsplicht huurder
De huurder is verantwoordelijk voor de kleine herstellingen. Daarnaast moet de huurder instaan voor enerzijds de herstellingen die nodig zijn door een gebruik in strijd met de bestemming of met een gebruik als een goede huisvader en anderzijds voor de herstellingen die nodig zijn door een tekortkoming aan zijn meldingsplicht bedoeld in artikel 28, § 2, tenzij hij aantoont dat de verhuurder zonder melding tijdig kennis had van de nodige herstellingen. Herstellingen die alleen nodig zijn door ouderdom of overmacht, zijn echter ten laste van de verhuurder.
De Vlaamse Regering stelt een lijst vast van kleine herstellingen, die in elk geval als kleine herstellingen moeten worden beschouwd.
De partijen kunnen overeenkomen om de herstellingsplicht van de huurder, vermeld in het eerste lid, te beperken of uit te sluiten.
Art. 27. Dringende herstellingen
Als het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft die niet tot na het eindigen van de huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder die gedogen, ongeacht de ongemakken die daardoor bij hem worden veroorzaakt, ook als hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moet derven.
Als die herstellingen langer dan 30 dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd waarvoor en van het gedeelte van het goed waarvan de huurder het genot heeft moeten derven.
Als de herstellingen de normale bewoning onmogelijk maken, kan de huurder de huur doen ontbinden.
Art. 28. Gebruik van het goed als goed huisvader
§ 1. De huurder is gehouden het gehuurde goed te gebruiken als een goed huisvader en volgens de bestemming die bij de huurovereenkomst daaraan gegeven is, of volgens de bestemming die, bij gebrek aan overeenkomst daarover, naargelang van de omstandigheden vermoed wordt.
Als de huurder het goed niet gebruikt conform de bestemming, vermeld in het eerste lid, of het een bestemming geeft die nadelig is voor de verhuurder, kan de verhuurder, naargelang van de omstandigheden, de huur doen ontbinden.
§ 2. De huurder is ertoe gehouden de verhuurder op de hoogte te brengen van de herstellingen die nodig zijn en ten laste van de verhuurder vallen.
Verplichtingen van de verhuurder:
- het onroerend goed aan de huurder ter beschikking stellen;
- deze in zodanige staat onderhouden dat het kan dienen tot het gebruik waartoe het werd verhuurd;
- het rustig genot aan de huurder verzekeren.
- registratie van de huurovereenkomst
De verplichting van de verhuurder om het rustig genot te verzekeren behelst de vrijwaringsverplichting van de verhuurder:
De verhuurder dient de huurder te vrijwaren tegen eigen daden (dit betekent dat de verhuurder geen daden mag stellen die het rustig genot van de huurder verstoren). De vrijwaring voor eigen daden geldt zowel tegen eigen juridische daden als tegen eigen feitelijke gedragingen van de verhuurder die het rustig genot van de huurder zouden verstoren.
De verhuurder dient de huurder te vrijwaren voor daden van derden. Deze vrijwaring ten aanzien van derden geldt enkel tegen juridische daden van derden. Dit betekent tegen elke aanspraak van derden die beweert het rustig genot van de huurder te kunnen betwisten, of tegen juridische daden die rustig genot van de huurder verstoren of ontnemen. Maar de vrijwaring van de verhuurder voor daden van derden geldt niet voor feitelijke stoornissen van derden.
Naast de vrijwaringsverplichting tegen eigen daden van de derden, dient de verhuurder de huurder ook te vrijwaren voor de gebreken aan het verhuurde goed. De verhuurder is verplicht de huurder schadeloos te stellen voor elk gebrek in het verhuurde goed die het normale gebruik daarvan verhinderen, zelfs indien de verhuurder bij het aangaan van de huur dit gebrek niet heeft gekend. Deze vergoedingsverplichting is verschuldigd van zodra er enig verlies voor de huurder ontstaat (zoals verlies in genot).