Preview
[...]
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Art. 34, § 1, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de verjaringstermijn voor elke rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst drie jaar bedraagt.
De rechtsvordering waarbij de verzekeraar van de verzekerde de terugbetaling eist van vergoedingen die hij hem onverschuldigd heeft uitbetaald, vloeit niet voort uit de verzekeringsovereenkomst maar wel uit de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de terugvordering van het onverschuldigd betaalde; de voornoemde verjaringstermijn is er bijgevolg niet op van toepassing.
Het arrest stelt, zowel met zijn eigen redenen als met overneming van de redenen van het beroepen vonnis, vast dat de eiseres, op grond van een verzekeringsovereenkomst die een dekking in geval van diefstal bevatte, aan de verweerster, naar aanleiding van de aangegeven diefstal van haar auto, een vergoeding heeft uitbetaald waarvan zij de terugbetaling vordert, aangezien zij de werkelijkheid van die diefstal betwist.
Door te overwegen dat de rechtsvordering van de eiseres «gegrond is op het feit dat, volgens haar, de litigieuze diefstal (of de verdwijning van de auto) gepleegd is door of met medeplichtigheid ...