Bij gebrek aan reservataire erfgenamen heeft de algemene legataris het bezitsrecht van het bedoelde nalatenschapsvermogen (art. 1006 oud BW Art. 4.194, § 2, lid 1 (nieuw BW) ). Gaat het om een bij eigenhandig testament aangewezen algemene legataris, dan moet hij aan de familierechter de inbezitstelling vragen (art. 1008 oud BW - Art. 4.194, § 2, lieden 2 en 3 (nieuw BW)). Alsdan heeft de algemene legataris geen bezitsrecht van rechtswege (W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 1046-1047, nr. 2048).
Een legataris onder algemene of bijzondere titel heeft nooit bezitsrecht en kan bijgevolg geen inbezitstelling vragen. Hij moet de afgifte vragen aan de reservataire erfgenamen, bij gebreke daarvan aan de algemene legatarissen en bij gebreke daarvan aan de wettige erfgenamen. Die afgifte volgt dan hetzij vrijwillig hetzij gerechtelijk (W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 1048, nr. 2051-2052).
Van belang is derhalve de kwalificatie van de legataris in onderhavig geval als hetzij algemene legataris (artt. 1003-1009 BW) hetzij legataris onder algemene titel (artt. 1010-1013 BW). Maatstaf voor het onderscheid is niet datgene wat de legataris uiteindelijk ontvangt, maar datgene waartoe zij is geroepen: het geheel of een deel van het nalatenschapsvermogen van Vera M. (W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 872-873, nr. 1666; M. Puelinckx-Coene e.a., «Overzicht van rechtspraak (2009-2011): Giften», TPR 2013, p. 770, nr. 777). De residuaire roeping is het criterium bij uitstek om uit te maken of het een algemeen legaat betreft (W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 770-771, nr. 778). Heeft de roeping betrekking op alle goederen en houdt ze met andere woorden een residuaire aanspraak in, dan betreft het een algemeen legaat (art. 1003 BW). Is de legataris alleen geroepen (1) tot alle onroerende goederen of tot alle roerende goederen of (2) tot een gedeelte van de (onroerende of roerende) goederen, dan betreft het een legaat onder algemene titel (art. 1010 BW). Centraal staat de werkelijke bedoeling van de testator en niet zozeer de gebruikte bewoordingen (W. Pintens e.a., Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 872-873, nr. 1666; M. Puelinckx-Coene e.a., «Overzicht van rechtspraak (2009-2011): Giften», TPR 2013, p. 775, nr. 783).