Wie de uitvoering van een verbintenis vordert, moet het bestaan ervan bewijzen (art. 1315, eerste lid BW). Het bewijs van een rechtshandeling kan enkel worden geleverd met de bewijsmiddelen die de wet toelaat.
Wanneer de verkopers geen handelaar zijn, gelden de bewijsregels van het burgerlijk recht, waaronder artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek, luidens hetwelk zaken die een waarde vertegenwoordigen van meer dan 375 EUR een onderhandse akte vereisen. De regel van artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek geldt voor alle aspecten van een rechtshandeling, met inbegrip van het bewijs van de totstandkoming van de overeenkomst.
Dit artikel regelt niet het ontstaan van de verbintenis, maar wel de bewijslevering in geval van betwisting.
Een onderhandse verkoopakte die wederkerige overeenkomsten bevat, is slechts geldig voor zover opgemaakt in zoveel originelen als er partijen zijn met een onderscheiden belang (art. 1325 BW).
De hiervoor bepaalde regels gelden evenwel uitzondering indien een begin van bewijs door geschrift aanwezig is, dit is elke geschreven akte die uitgegaan is van degene tegen wie de vordering wordt ingesteld, of van de persoon door hem vertegenwoordigd, en waardoor het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt (art. 1347 BW).
Hierbij dient te worden benadrukt dat het geschrift het te bewijzen feit 'waarschijnlijk' moet maken en niet louter 'mogelijk' (B. Allemeersch, I. Samoy en W. Vandenbussche, “Het burgerlijk bewijsrecht”, TPR 2015, 933).
Wanneer de grond eigendom is van verschillende onverdeelde mede-eigenaars, moet de aanvaarding van het bod compleet zijn, wat betekent dat de mondelinge duidelijke eenduidige en onvoorwaardelijke instemming van al deze mede-eigenaars met het uitgebrachte bod moet blijken.
Een voorcontract is geen verkoopovereenkomst. Een voorcontract is contract waarbij een verkoopovereenkomst wordt voorbereid en waarbij de belover zich ten aanzien van de begunstigde van de optie onder voorwaarden verbindt om te verkopen, dan wel aan te kopen, van zodra de begunstigde besluit om de optie te lichten.
Wanneer in een voorcontract bepaald wordt dat de verkoop zelf pas tot stand zou komen door het verlijden van de notariële akte, wordt de potentiële verkoopovereenkomst niet als een consensueel, maar als een subjectief plechtig contract gekwalificeerd en het bestaan zelf van de verkoopovereenkomst afhankelijk werd gemaakt van het opmaken van een authentieke akte. Met andere woorden wordt in dit ontwerp het verlijden van de authentieke akte als een noodzakelijke of essentiële vereiste voor de totstandkoming van de overeenkomst gekwalificeerd.