Uit artikel 42, 3°, Strafwetboek volgt dat naast de vermogensvoordelen die "rechtstreeks" uit het misdrijf zijn verkregen, met name de primaire vermogensvoordelen, ook "de goederen en waarden die in de plaats zijn gesteld" van die primaire vermogensvoordelen, met name de vervangingsgoederen en "de inkomsten uit de belegde voordelen" die voortvloeien uit de primaire vermogensvoordelen of de vervangingsgoederen, kunnen worden verbeurdverklaard; deze twee laatste categorieën betreffen eveneens voordelen die verkregen zijn uit het misdrijf, zij het onrechtstreeks ten gevolge van bepaalde verrichtingen die deze voordelen rechtstreeks opleveren (Cass. 18 okt. 2011, AR P.11.0201.N, AC, 2011, nr. 555).
Het begrip "rechtstreeks" in artikel 42, 3°, Strafwetboek wijst niet op een beperking van de verbeurdverklaring tot de voordelen die zonder enige tussenschakel verkregen zijn uit het misdrijf, maar duidt op de primaire vermogensvoordelen als één der vermogensvoordelen die naast nog andere voor verbeurdverklaring vatbaar is zodat de in artikel 42, 3°, Strafwetboek bedoelde straf van de bijzondere verbeurdverklaring kan worden toegepast op de vermogensvoordelen die zowel rechtstreeks als onrechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen (Cass. 18 okt. 2011, AR P.11.0201.N, AC, 2011, nr. 555).
Een vermogensvoordeel is uit het misdrijf verkregen indien er een causaal verband bestaat tussen dit misdrijf en het vermogensvoordeel; een eventueel causaal verband tussen dit vermogensvoordeel en een latere verrichting doet het causaal verband tussen dit vermogensvoordeel en het voordien gepleegde misdrijf niet verdwijnen (Cass. 18 okt. 2011, AR P.11.0201.N, AC, 2011, nr. 555).
Elk misdrijf, ook dat van valsheid in geschriften of het gebruik van valse stukken, kan in beginsel vermogensvoordelen in de zin van artikel 42, 3°, Strafwetboek opleveren.
De rechter oordeelt in feite, mitsdien op onaantastbare wijze, of een misdrijf vermogensvoordelen in de zin van artikel 42, 3°, Strafwetboek heeft opgeleverd; het Hof gaat enkel na of de rechter uit de feiten die hij vaststelt, geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (Cass. 22 okt. 2003, AR P.03.0084.F, AC, 2003, nr. 516 met conclusie adv.-gen. SPREUTELS).
Het louter opbouwen van een fictieve schuld kan als dusdanig geen door artikel 42, 3°, Strafwetboek bedoeld vermogensvoordeel vormen.
De rechter vermag de aanvoering van het verval van de strafvordering wegens het gezag van gewijsde van een beschikking van de raadkamer van buitenvervolgingstelling en wegens het non bis idem-beginsel van een beslissing van vrijspraak niet verwerpen op de enkele grond dat het strafdossier geen eensluidend verklaard afschrift bevat van die beschikking of geen bewijs bevat van de afwezigheid van het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de beschikking of beslissing (Cass. 17 dec. 2008, AR P.08.1233.F, AC, 2008, nr. 737).