De regel is dat voor geschillen in een procedure houdende gerechtelijke vereffening en verdeling een dubbele aanleg geldt, tenzij de wet anders bepaalt.
In dat opzicht kan o.m. worden verwezen naar artikel 616 Ger.W., dat stelt: «Tegen ieder vonnis kan hoger beroep worden ingesteld, tenzij de wet anders bepaalt.»
Het voorgaande houdt in dat een tussengeschil (dat voor het eerst rijst) wordt berecht in eerste aanleg, tenzij de devolutieve werking van het hoger beroep speelt, wat dan meer bepaald inhoudt dat de appelrechter dan (ingevolge een eerdere saisine, op de wijze zoals voorzien in de wet) bevoegd blijft (in enige aanleg) om kennis te nemen van alle verdere toekomstige geschillen die rijzen in de procedure.
De devolutieve werking van het hoger beroep speelt in voorliggende zaak niet, aangezien het thans bij dit Hof hangende hoger beroep betrekking heeft op een vonnis dat is gewezen vóór de opening van werkzaamheden.
Artikel 1224/2 Ger.W. bepaalt immers:
«Wanneer het hoger beroep slaat op een vonnis gewezen vóór de opening van de werkzaamheden bedoeld in artikel 1215, heeft het geen devolutieve werking. Als dit hoger beroep is beslecht, wordt de zaak naar de eerste rechter verwezen.»
Er geldt geen blijvende saisine voor nieuwe geschilpunten, gelet op de draagwijdte van artikel 1224/2 Ger.W., hiervoor geciteerd.