Krachtens artikel 1432 Oud Burgerlijk Wetboek is elk der echtgenoten vergoeding verschuldigd ten belope van de bedragen die hij uit het gemeenschappelijk vermogen heeft opgenomen om een eigen schuld te voldoen en, in het algemeen, telkens hij persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het gemeenschappelijk vermogen.
Artikel 221, eerste lid, Oud Burgerlijk Wetboek bepaalt dat iedere echtgenoot bijdraagt in de lasten van het huwelijk naar zijn vermogen.
Artikel 1435 Oud Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de vergoeding niet kleiner mag zijn dan de verarming van het vergoedingsgerechtigde vermogen. Hebben de in het vergoedingsplichtige vermogen gevallen bedragen en gelden echter gediend tot het verkrijgen, instandhouden of verbeteren van een goed, dan zal de vergoeding gelijk zijn aan de waarde of de waardevermeerdering van dat goed, hetzij bij de ontbinding van het stelsel indien het zich op dat tijdstip bevindt in het vergoedingsplichtige vermogen, hetzij op de dag van de vervreemding indien het voordien vervreemd is. Is het vervreemde vermogen vervangen door een ander goed, dan wordt de vergoeding geschat op de grondslag van dat nieuwe goed.
Krachtens artikel 1405.1 en 4, Oud Burgerlijk Wetboek, zoals hier van toepassing, zijn onder meer gemeenschappelijk: de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten, alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen, evenals de inkomsten uit openbare of particuliere mandaten en alle goederen waarvan niet bewezen is dat zij aan een der echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling.
Hieruit volgt dat de echtgenoot die tijdens het huwelijk inspanningen levert ten voordele van een eigen goed waardoor een meerwaarde werd gerealiseerd, geen vergoeding is verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen ingeval die inspanningen een bijdrage in de lasten van het huwelijk uitmaken.
Ingeval die inspanningen geen bijdrage in de lasten van het huwelijk vormen, geven zij slechts aanleiding tot vergoeding in zoverre het gemeenschappelijk vermogen hierdoor inkomsten heeft moeten derven.
De verrijking van het eigen vermogen door arbeid van een echtgenoot buiten een professionele context en in die zin zonder inkomstenderving brengt geen verarming van het gemeenschappelijk vermogen mee en kan bijgevolg geen aanleiding geven tot vergoeding.
zie ook www.elfri.be - Artikel - Vergoedingsrekeningen voor eigen arbeid aan de woning