De verjaringstermijn van de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de betaling door de verzekeraar, ook wanneer ze gericht is tegen de verzekeringnemer (art. 88, eerste lid en art. 34, § 3 Wet Landverzekeringsovereenkomst) en Cass. 01/03/2013/ RW 2014-2015, 183). Krachtens art. 34, § 3 Wet Landverzekeringsovereenkomst loopt de verjaring van de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde vanaf de betaling, ook al staat op dat ogenblik nog niet vast dat de verzekeraar over een regresvordering tegen de verzekerde beschikt. (Cass. 01/03/2013, o.c. zie ook noot op deze pagina).
Samevatting arrest 28/11/2008
Ingeval een verzekerde het bedrag van de schade, buiten een gerechtelijke procedure om, betaalt aan de benadeelde, zodat deze geen belang meer heeft bij het instellen van een rechtsvordering, is deze betaling door de verzekerde het voorval dat zijn vorderingsrecht tegen de verzekeraar doet ontstaan en begint de verjaring vanaf de datum van die betaling te lopen
De wet op de landsverzekering (25.06.1992) (art. 34) :
a) De rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst verjaart na 3 jaar. startpunt van de verjaring : voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan.
Uitz: Indien de benadeelde bewijst dat hij pas later kennis kreeg van zijn recht tegen de verzekeraar begint de periode van 3 jaar pas te lopen vanaf dat tijdstip, doch in ieder geval treedt de verjaringstermijn in 5 jaar na het voorval.
b) De vordering uit het eigen recht van de benadeelde tegen de verzekeraar (art. 86) verjaart na 5 jaar vanaf het schadeverwekkend feit of misdrijf.
Uitz: Indien de benadeelde bewijst dat hij pas later kennis kreeg van zijn recht tegen de verzekeraar, begint de periode van 5 jaar pas dan te lopen doch in ieder geval treedt de verjaring na het schadeverwekkend feit of voorval.
Regresvordering van de verzekerde tegen zijn verzekeraar : 3 jaar vanaf de instelling van de rechtsvordering door de benadeelde.
Regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde : 3 jaar vanaf de datum van betaling door de verzekeraar
Voor de regeling inzake de verjaring sinds de nieuwe wet betreffende de verzekering van 4 april 2014
zie: Art. 88. § 1. De verjaringstermijn voor elke rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst bedraagt drie jaar. In de levensverzekering bedraagt de termijn dertig jaar voor wat betreft de rechtsvordering aangaande de reserve die op de datum van opzegging of op de einddatum gevormd is door de betaalde premies, onder aftrek van de verbruikte sommen.
De termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontslaan. Wanneer degene aan wie de rechtsvordering toekomt, bewijst dat hij pas op een later tijdstip van het voorval kennis heeft gekregen, begint de termijn te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval vijf jaar na het voorval, behoudens bedrog.
In de aansprakelijkheidsverzekering begint de termijn, wat de regresvordering van de verzekerde tegen de verzekeraar betreft, te lopen vanaf het instellen van de rechtsvordering door de benadeelde, onverschillig of het gaat om een oorspronkelijke eis tot schadeloosstelling dan wel om een latere eis naar aanleiding van een verzwaring van de schade of van het ontslaan van een nieuwe schade.
In de persoonsverzekering begint de termijn, wat de rechtsvordering van de begunstigde betreft, te lopen vanaf de dag waarop deze tegelijk kennis heeft van het bestaan van de overeenkomst, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de verzekeringsprestaties opeisbaar doet worden.
§ 2. Onder voorbehoud van bijzondere wettelijke bepalingen, verjaart de vordering die voortvloeit uit het eigen recht dat de benadeelde tegen de verzekeraar heeft krachtens artikel 150 door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd.
Indien de benadeelde evenwel bewijst dat hij pas op een later tijdstip kennis heeft gekregen van zijn recht tegen de verzekeraar, begint de termijn pas te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval na verloop van tien jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd.
§ 3. De regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de betaling door de verzekeraar, behoudens bedrog.
Schorsing en stuiting van de verjaring
Art. 89. § 1. De verjaring tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen loopt niet tot de dag van de meerderjarigheid of van de opheffing van de onbekwaamheid.
HOOFDSTUK 6. - Verjaring
Art. 256. Elke rechtsvordering die uit een verzekeringspolis ontstaat, verjaart door verloop van drie jaren, te rekenen van de gebeurtenis waarop ze gegrond is. De verjaring tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen loopt niet tot de dag van de meerderjarigheid of van de opheffing van de onbekwaamheid.
In geval van regresvordering van de verzekerde tegen de verzekeraar loopt de termijn echter eerst vanaf het instellen van de rechtsvordering door de getroffene, onverschillig of het gaat om een oorspronkelijke eis tot schadeloosstelling dan wel om een latere eis naar aanleiding van een verzwaring van de schade of van het ontstaan van nieuwe schade.
§ 2. De verjaring loopt niet tegen de verzekerde, de begunstigde of de benadeelde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de voorgeschreven termijn op te treden.
§ 3. Indien het schadegeval tijdig is aangemeld, wordt de verjaring gestuit tot op het ogenblik dat de verzekeraar aan de wederpartij schriftelijk kennis heeft gegeven van zijn beslissing.
§ 4. Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen een verzekerde heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot gevolg. Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekerde tot gevolg.
§ 5. De verjaring van de vordering bedoeld in artikel 88, § 2, wordt gestuit zodra de verzekeraar kennis krijgt van de wil van de benadeelde om een vergoeding te bekomen voor de door hem geleden schade. De stuiting eindigt op het ogenblik dat de verzekeraar aan de benadeelde schriftelijk kennis geeft van zijn beslissing om te vergoeden of van zijn weigering.