22 MEI 2003. - Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-07-2003 en tekstbijwerking tot
29-12-2016)
Bron : BEGROTING EN BEHEERSCONTROLE.FINANCIEN
Publicatie : 03-07-2003
Inwerkingtreding : 01-01-2012
De verjaring van schuldvorderingen.
Art. 113. Onverminderd de bepalingen van artikel 114 zijn de verjaringsregels van het gemeen recht van toepassing op de diensten bedoeld in artikel 2.
Art. 114. § 1. Inzake salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de in artikel 2 bedoelde diensten ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van de betaling.
§ 2. Om geldig te zijn moet deze vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar worden gebracht bij een ter post aangetekende brief met vermelding van :
1° het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;
2° de bepalingen in strijd waarmede de betalingen zijn gedaan.
Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende brief aan de post kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende tien jaar.
§ 3. De in § 1 vastgestelde termijn wordt verlengd tot tien jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen.
Art. 115. Onverminderd de toepassing van andere verjaringen of vervallenverklaringen vastgesteld door het bijzonder ervoor geldend recht, vervalt aan de in artikel 2 bedoelde diensten het tegoed dat zij voor rekening van derden onder zich houden en waarvoor dertig jaar zijn verlopen nadat de laatste verrichting met derden zich voordeed of zonder dat een gegrond bevonden aanvraag tot teruggave of toewijzing ervan of tot de betaling van de interesten, geldig werd ingediend.
De sommen die de in artikel 2 bedoelde diensten onder zich houden doordat zij ze niet hebben kunnen uitkeren aan de gerechtigden, blijven onderworpen aan de verjaringstermijn die geldt voor de schuldvorderingen welke door middel van die sommen moeten worden aangezuiverd.
Art. 116. De betaalstukken, uitgegeven ter aanzuivering of terugbetaling van de in artikel 115 bedoelde schuldvorderingen, sommen en tegoeden, worden waardeloos als de betaling ervan niet wordt gevorderd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de uitgifte ervan.
Het bedrag ervan vervalt voorgoed aan de in artikel 2 bedoelde diensten behoudens beslag onder derden of verzet; in dat geval wordt het, na het verstrijken van het vijfde jaar te rekenen vanaf de datum van uitgifte van het betaalstuk, in de Deposito- en Consignatiekas gestort, tot vrijwaring van de rechten aan wie het toekomt.
Verjaring van schuldvorderingen in de verhouding tussen de Vlaamse overheid en haar personeelsledenVerjaring van schuldvorderingen in de verhouding tussen de Vlaamse overheid en haar personeelsleden
I. Schuldvorderingen van het personeelslid jegens de Vlaamse overheid als werkgever
1. Verjaringstermijn
a. Statutaire personeelsleden
Overeenkomstig artikel 15 van de wet van 16 mei 2003(1) verjaren schuldvorderingen in de verhouding tussen het personeelslid en de Vlaamse gemeenschap of het Vlaams gewest(2) (inwerkingtreding 1 januari 2012) volgens de regels van het gemeen recht.
Wat de persoonlijke rechtsvorderingen betreft, geldt in beginsel derhalve een verjaringstermijn van 10 jaar (art. 2262bis, §1 B.W.).
Wat betreft vorderingen tot betaling van achterstallige wedden en andere periodiek betaalbare vergoedingen, toelagen, enz., geldt een bijzondere verjaringstermijn van 5 jaar (art. 2277 B.W.).
b. Contractuele personeelsleden
Overeenkomstig artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten verjaren de rechtsvorderingen die uit de overeenkomst ontstaan 1 jaar na het eindigen van deze overeenkomst of 5 jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn 1 jaar na het eindigen van de overeenkomst mag overschrijden.
Volledigheidshalve dient tevens vermeld dat bepaalde verplichtingen van de werkgever – waaronder de verplichting tot betaling van het loon strafrechtelijk gesanctioneerd worden, en dat heeft belangrijke gevolgen voor de verjaringstermijnen. De verjaringstermijnen uit het strafrecht bepalen dat een personeelslid tot vijf jaar na het vaststellen van de schade een claim kan indienen. Zo kan bv. het ontslagen contractueel personeelslid dat gedurende 20 jaar elke maand te weinig loon kreeg uitgekeerd, tot 5 jaar na het einde van zijn contract het gedurende 20 jaar te weinig betaald loon (= voortgezet misdrijf) terugvorderen indien hij de vordering instelt als een vordering van schadevergoeding te gevolge van een misdrijf (i.p.v. louter als een arbeidsrechtelijke eis: dan kan hij slechts tot 1 jaar na het einde van zijn contract het gedurende 5 jaar te weinig betaald loon terugvorderen).
2. Stuiting
Bovenstaande verjaringstermijnen worden gestuit door:
- een dagvaarding voor het gerecht (art. 2244 B.W.);
- een bevel tot betaling of een beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen (art. 2244 B.W.);
- een ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs door een advocaat, gerechtsdeurwaarder of vakbondsafgevaardigde, waardoor de verjaringstermijn met één jaar kan worden verlengd (wet van 23 mei 2013 – B.S. 1 juli 2013, inwerkingtreding vanaf 11 juli 2013);
- de erkenning van het recht door degene tegen wie de verjaring loopt (art. 2248 B.W.);
Een stuitingsdaad heeft tot gevolg dat dezelfde verjaringstermijn opnieuw begint te lopen. De stuiting door ingebrekestelling doet echter een nieuwe termijn van één jaar ingaan (zie hierboven).
3. Voorbeelden
Enkele uitgewerkte voorbeelden en concrete situaties.
naar boven
II. Schuldvorderingen van de Vlaamse overheid als werkgever jegens het personeelslid
1. Verjaringstermijn
a. Statutaire personeelsleden
Overeenkomstig artikel 16 van de wet van 16 mei 2003 zijn inzake salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, de door de Vlaamse gemeenschap of het Vlaams gewest ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen als de terugbetaling niet is gevraagd binnen een termijn van maximaal 5 jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van betaling.
Om geldig te zijn moet deze vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar (personeelslid) worden gebracht bij een ter post aangetekende brief met vermelding van:
- het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;
- de bepalingen in strijd waarmede de betalingen zijn gedaan.
Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende brief aan de post kan het onverschuldigd bedrag worden teruggevorderd gedurende de termijn die in het gemeen recht is bepaald voor de verjaring van persoonlijke vorderingen (10 jaar).
De vijfjarige termijn wordt echter verlengd tot 10 jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen dan wel door valse of bewust onvolledige verklaringen.
b. Contractuele personeelsleden
Rechtsvorderingen strekkende tot terugbetaling door de werknemer van hetgeen onverschuldigd (d.w.z per vergissing) werd betaald door de werkgever, worden niet beschouwd als rechtsvorderingen die uit de arbeidsovereenkomst zijn ontstaan (3). Hierdoor geldt in dossiers houdende terugvordering van contractuele personeelsleden niet de verjaringstermijn van artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (= 5 jaar zonder 1 jaar na de arbeidsovereenkomst te overschrijden) maar wel de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van artikel 2262bis, §1 B.W. (= 10 jaar, ongeacht of de arbeidsovereenkomst al dan niet beëindigd is).
2. Stuiting
Zie hierboven, I 2.
3. Voorbeeld
Een uitgewerkt voorbeeld: terugvordering te veel betaald loon ingevolge ongewettigde afwezigheid statutair personeelslid.
4. Hieraan gerelateerd: terugvordering via inhouding op het loon
Het 'loon' in de zin van art. 2 van de loonbeschermingswet van 12 april 1965 wordt beschermd. Dit houdt o.m. in dat (wettelijke) schuldvergelijking via inhouding op het loon énkel kan in de vijf in artikel 23 van de loonbeschermingswet genoemde gevallen, en dit ten belope van maximaal 1/5 van het uitbetaalde loon (na afhouding RSZ en BV).
Artikel 23 is van dwingend recht maar niet van openbare orde. Dit betekent dat een conventionele schuldvergelijking via inhouding op het loon steeds mogelijk is. Hiervoor is m.a.w. het akkoord van partijen vereist. Aan het personeelslid moet worden gevraagd (bij aangetekend schrijven, zie hierboven) om het bedrag terug te betalen, of om akkoord te verlenen nopens de terugvordering en verrekening op een volgende betaling van loon. Uiteraard kan het aangetekend schrijven aan het personeelslid zodanig worden opgesteld dat daaruit blijkt dat bij gebreke aan reactie van het personeelslid binnen een gestelde termijn dit als een (stilzwijgend) akkoord wordt beschouwd.
Desgevallend kan er ook een afbetalingsplan worden afgesproken.
Indien met betrokkene geen (uitdrukkelijk of stilzwijgend) akkoord kan worden bereikt, dient een procedure tot terugvordering te worden opgestart.
Opgelet: het vakantiegeld valt níet onder hogervermeld loonbegrip (cf. art. 2 loonbeschermingswet) en geniet dus ook niet de bescherming van art. 23. Dat wil zeggen dat men het verschuldigd salaris (bv. ingevolge ongewettigde afwezigheid) via (wettelijke) schuldvergelijking mag inhouden op het uit te betalen vakantiegeld. Hiervoor is het (uitdrukkelijk of stilzwijgend) akkoord van het personeelslid m.a.w. níet vereist.
5. Hieraan gerelateerd: terugvordering van bruto of netto
Zie richtlijn BZ/VO 2012/1 van 30 maart 2012: http://www.bestuurszaken.be/RL_2012_1.
III. Schematische voorstelling
Schematische voorstelling verjaringsregels