In toepassing van art. 1583 BW wordt algemeen aangenomen dat, in principe, de verkoopovereenkomst een consensuele overeenkomst is.
Dit principe geldt evenwel niet onverminderd (meer) voor alle verkoopovereenkomsten zonder onderscheid. Voor de geldige totstandkoming van verkoopovereenkomsten die in het bijzonder onroerende goederen tot voorwerp hebben, volstaat de loutere wilsovereenstemming tussen de partijen niet (meer) en gelden specifieke door de wet opgelegd vormvereisten. In dat verband kan bijvoorbeeld verwezen worden naar art. 101 van het decreet van 27 oktober 2006 «betreffende de bodemsanering en de bodembescherming» en art. 116 van ditzelfde decreet.
Gelet op de bepalingen van voormeld decreet is voor de rechtsgeldige totstandkoming van een verkoopovereenkomst betreffende onroerende goederen, de redactie van een onderhandse akte vereist waarin de inhoud van het bodemattest wordt opgenomen.
Vandaar dat de verkoopovereenkomst betreffende onroerende goederen veeleer een plechtig contract is.
Uit de wettelijke bepalingen van de Wet Elektronische Handel volgt dat een koop-verkoopovereenkomst m.b.t. een onroerend goed, zoals in dit geval, niet tot stand kan komen via elektronische weg (lees: via e-mail).
Artikel XII.16 van het WER sloot nog ten tijde van deze rechtspraak de totstandkoming via elektronische weg uit voor de verkoop van onroerende goederen:
"Art. XII.16 WER (art. 17 Wet Elektronische Handel) in de oude versie zoals te dezen van toepassing bepaalde:
«Artikel XII.15 (in voormelde versie) is niet van toepassing op de contracten die tot één van de volgende categorieën behoren:
1° Contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;".
De verkoop van onroerende goederen kan dus niet tot stand komen noch bewezen worden via e-mail. De e-mail kan zelfs niet gelden als begin van bewijs gelet op de artt. XII.15 § 2, derde lid en XII.16 WER.
Evenmin kan een e-mail gelden als buitengerechtelijke bekentenis
Een buitengerechtelijke bekentenis is een verklaring waarmee een partij het bestaan van een rechtshandeling of de juistheid van het feit, door een ander partij tegen haar aangevoerd, erkent en die wordt afgelegd buiten een geding dat betrekking heeft op het feit in kwestie. De buitengerechtelijke bekentenis kan uitgaan van de partij of haar gevolmachtigde.
De buitengerechtelijke bekentenis is echter niet toegelaten bij plechtige contracten, omdat de vormvoorwaarden daar gelden als vereiste voor de geldigheid van het contract. Bij gebreke van die vormvoorwaarde, is de overeenkomst niet geldig tot stand gekomen en kan zij ook niet worden bewezen door een bekentenis.
Recentere wetgeving
Ingevolge de wetsaanpassing van 20/09/2018 (op dit geschil kon deze nieuwe wet nog niet toegepast) inhoudende wijziging van art. XII 15 en XII.16 kunnen voortaan alle contracten via elektronische weg afgesloten worden (art. XII 15) .
Aldus zou ook de verkoop van onroerende goederen binnen het raam van voormelde wet elektronisch kunnen gebeuren.
Heel wat contracten zijn onderworpen aan vormvoorwaarden. Welnu deze worden geacht voldaan te zijn voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg op voorwaarde:
• dat wanneer een geschrift vereist is, dit geschrift blijkt uit verstaanbare tekens die op een elektronische drager zijn aangebracht, mits de integriteit ervan is beschermd en mits deze gegevens toegankelijk zijn voor de contractpartijen
• mits de handtekening is voldaan wanneer deze voldoet aan
ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014 (“elektronische handtekening”: gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen);
ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014 (“gekwalificeerde elektronische handtekening”: een geavanceerde elektronische handtekening die is aangemaakt met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen;)
• dat het bewijs van aanvaarding blijkt uit een (eender welk) procedé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.
Let wel:
In uitzonderlijke omstandigheden (en XII.16 WER) kan de rechter toch oordelen dat het contract niet elektronisch kan tot stand komen en een elektronische overeenkomst als niet gesloten aanzien wanneer de rechter praktische belemmeringen vaststelt voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract.
Een ‘duurzame gegevensdrager’ wordt omschreven als: ‘elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.
Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling.’
Het blijvend probleem van de ondertekening van de e-mail.
De vereisten verbonden aan de handtekening vermeld in verordening 910/2014 impliceren dat een klassieke e-mail die niet minstens voorzien is van elektronische gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen beletten dat een klassieke e-mail niet aan deze voorwaarden voldoet.
Het bodemattest
Deze wetgeving verandert niet aan de bepalingen inzake de vereisten van het bodemattest.
Uittreksel uit het Wetboek van economisch recht sinds de wet van 20/09/2018
Art. XII.15.[1 § 1. Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, moet in overweging worden genomen dat :
- [3 aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een geheel van alfabetische tekens of van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;]3
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van [3 ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014]3, [2 ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014]2;
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt, kan worden voldaan door om het even welk procédé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(2)<W 2015-10-26/06, art. 46, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
(3)<W 2018-09-20/14, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. XII.16.[1 [2 Op voorwaarde dat ze het bestaan van praktische belemmeringen vaststellen voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract langs elektronische weg, kunnen de bevoegde hoven en rechtbanken het artikel XII.15 niet toepassen]2 op de contracten die tot één van de volgende categorieën behoren :
1° contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;
2° contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;
3° contracten voor persoonlijke en zakelijke zekerheden welke gesteld worden door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of beroepsactiviteit;
4° contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(2)<W 2018-09-20/14, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>