De controleverplichting van de architect en zijn verplichte regelmatige werfbezoeken.
De architect, op wie krachtens artikel 4 van de wet van 20 februari 1939 in beginsel een beroep moet gedaan worden voor (1) het opmaken van de plannen en (2) de controle op de uitvoering van de werken, waarvoor een bouwvergunning vereist is, vervult een taak van algemeen belang. Zijn tussenkomst strekt ertoe de veiligheid en de gezondheid van het gebouw te garanderen, zowel in het voordeel van de gebruikers ervan als van het publiek in het algemeen (Memorie van Toelichting, Gedr. St. Kamer, 1936-37, nr. 236; Y. HANNEQUART, La responsabilité de ]'architecte face aux immixtions du maître de l'ouvrage et face aux promoteurs, R.C.J.B., 1982, 494, nr. 4).
De controle op de uitvoering van de werken betekent dat de architect moet nagaan of de reeds uitgevoerde werken overeenstemmen met de plannen, de bestekken, de door de architect gegeven richtlijnen, de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen en de regels van goed vakmanschap.
Deze controleverplichting impliceert dat de architect op regelmatige tijdstippen de werf bezoekt en in ieder geval telkens wanneer een belangrijk, delicaat of gevaarlijk werk zijn aanwezigheid vereist of, anders gezegd, bij de cruciale fasen van het bouwproces, zoals wanneer werken worden uitgevoerd die nadien geen (normaal) onderzoek meer toelaten en die, wanneer ze onvakkundig uitgevoerd worden, belangrijke schade veroorzaken.
De regelmatige aanwezigheid van de architect strekt ertoe dat hij de tekortkomingen en de fouten ontdekt om ze tijdig, dit is in de loop van de werken, te laten verhelpen, dit om de goede einduitvoering te vrijwaren en om desgevallend preventief op te treden ingeval hij een organisatorische fout of een toepassingsfout vanwege de aannemer zou vaststellen, of een gebrek in de materialen.
Kort gezegd houdt de controle door de architect op de uitvoering van de werken een regelmatig bezoek aan de werf in, wat hem toelaat na te gaan of de werken conform de plannen worden uitgevoerd en, gelet op zijn vakkennis, op te treden wanneer problemen bij de uitvoering rijzen en deze problemen in voorkomend geval op te lossen (vgl. Cass. 27 oktober 2006, Arr. Cass. 2006, nr. 521).
Wanneer de aannemer op flagrante wijze de (ruw)bouwplannen niet naleefde bewijst zulks op zich dat de architect zijn controleverplichting niet stipt naleefde. Dit is evenzeer het geval wanneer een aannemer een betonbalk onvakkundig plaatst.
Het feit dat andere bouwactoren fouten plegen neemt de eigen controlefout van de architect niet weg. Precies daarom legt de wetgever de architect een controleplicht op: namelijk om na te gaan of de ruwbouwaannemer geen uitvoeringsfouten pleegt, ook wanneer deze controle door praktische omstandigheden bemoeilijkt wordt.
Wanneer de ruwbouwaannemer een betonbalk kwestie niet bloot laat, terwijl de architect nooit heeft gevraagd deze te bedekken, moet zulks de architect minstens argwanend maken.
Wanneer een architect geen of onvoldoende werfverslagen voorlegt, blijkt hieruit een gebrek aan controle, opvolging en een gebrek aan de nodige en nuttige richtlijnen.
Wanneer zowel fouten door architect, stabiliteitsingenieur, als aannemer schade veroorzaken en hierbij elke fout van voormelden nodig was om de schade te veroorzaken, dan ik lk van de aansprakelijken bijgevolg tegenover de schadelijders (zoals VME en de mede-eigenaars) in solidum gehouden tot vergoeding van deze schade.