Het verzoek tot het houden van een boedelbeschrijving kan niet zonder meer worden beschouwd als een aanspraak.
Een aanspraak is in wezen immers een vordering van een partij/deelgenoot, die er in de regel toe strekt een bepaald voordeel te bekomen, zoals een vergoedingsrecht voor zichzelf (of de massa, c.q. de huwgemeenschap of nalatenschap), een preferentiële overname, een inbrengplicht van een andere deelgenoot e.d.
Een boedelbeschrijving is evenwel een louter bewarende maatregel, die het midden houdt tussen een onderzoeksmaatregel en een bewijsmaatregel.
Het verzoek tot de opmaak van een boedelbeschrijving kwalificeert niet als een aanspraak en is bijgevolg ook niet onderworpen aan de (verval)termijnen voor de mededeling van aanspraken door de partijen, ongeacht of de wettelijke kalender toepassing krijgt, dan wel een conventionele kalender.
Dat de vraag om over te gaan tot een boedelbeschrijving niet kan worden beschouwd als een aanspraak wordt overigens geïllustreerd door het feit dat de notaris-vereffenaar in de regel ambtshalve (en dus van rechtswege) de boedelbeschrijving verricht, zonder dat hiervoor een partij-initiatief is vereist: met een aanspraak van een procespartij kan de notaris-vereffenaar zichzelf daarentegen niet vatten.
Dat in het proces-verbaal van opening van werkzaamheden door de partijen werd overeengekomen omtrent de boedelbeschrijving uiterlijk standpunt in te nemen naar aanleiding van de uiteenzetting van hun aanspraken (en de termijnen voor deze aanspraken zijn verstreken) doet geen afbreuk aan voorgaande overwegingen.
Uiteindelijk vormt de boedelbeschrijving o.a. een "foto" van de massa, die de grondslag vormt om te weten wat er uiteindelijk moet worden verdeeld (en eventueel ook moet worden verrekend).
In dat opzicht is het feit dat het verzoek om boedelbeschrijving dateert van na het verstrijken van de conventionele kalender voor aanspraken (en stukken) zonder relevantie, niettegenstaande dit niet de gebruikelijke (en niet de door de wetgever gewenste) chronologie is in de procedure van gerechtelijke vereffening en verdeling.
Uit de lectuur van de relevante bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek blijkt dat de notaris-vereffenaar in de regel van rechtswege de boedelbeschrijving verricht.
Enkel indien alle deelgenoten (meerderjarig en) bekwaam zijn kunnen zij, bij wijze van (procedureel) deelakkoord, in onderlinge overeenstemming verzaken aan de redactie van een boedelbeschrijving.
Het deelakkoord moet dan ook duidelijk formuleren dat wordt afgezien van een boedelbeschrijving, waarvan de verzaking niet kan worden vermoed.
Een deelakkoord waarbij een procedurele kalender (met termijnen, zij het vervaltermijnen) wordt vastgelegd voor de instaatstelling geldt niet als impliciete verzaking aan de boedelbeschrijving, indien hierover elke nuttige verwijzing in voormelde zin ontbreekt.
Artikel 1214, f 2 Ger.W. bepaalt duidelijk: "De notaris-vereffenaar verricht de boedelbeschrijving, tenzij alle partijen, voor zover ze bekwaam zijn, hiervan afzien en gezamenljk aan de notaris-vereffenaar aanduiden welke goederen afhangen van de te verdelen boedel."
Dergelijke aanduiding (een onderhandse akte waaruit blijkt welke goederen afhangen van de te verdelen boedel) ligt evenmin voor.
Opdat een staat van vereffening met kennis van zaken kan worden opgesteld, moet de notaris-vereffenaar vooraf de te verdelen massa in kaart kunnen brengen.
Dit in kaart brengen van de massa gebeurt via een boedelbeschrijving of aan de hand van een minnelijke inventaris, waarin de partijen dan gezamenlijk aangeven welke goederen afhangen van de massa.