De kortere verjaringstermijn van art. 2277 B.W. wordt verantwoord door de bijzondere aard van de schuldvorderingen die zij beoogt: het gaat erom, wanneer de schuld betrekking heeft op de uitkeringen van inkomsten die «bij het jaar of bij kortere termijnen» betaalbaar zijn, ofwel de kredietnemers te beschermen en de schuldeisers tot zorgvuldigheid aan te zetten, ofwel te vermijden dat het totaalbedrag van de periodieke schuldvorderingen voortdurend aangroeit. De kortere verjaring maakt het ook mogelijk de schuldenaars te beschermen tegen de opeenstapeling van periodieke schulden.
De wetgever bedoelde met deze bepaling alle periodiek weerkerende schulden die van dezelfde aard zijn als die opgesomd in dit artikel en die het karakter hebben van inkomstenschulden, in tegenstelling tot kapitaalschulden. Ten aanzien van dit doel vertoont bijvoorbeeld de schuld met betrekking tot de levering van mobiele telefonie volgens het Grondwettelijk Hof gelijkenissen met de schulden bedoeld in art. 2277 B.W.
De vijfjarige verjaringstermijn van artikel 2277 B.W. is van toepassing op alle periodieke prestaties die bij het jaar of op kortere periodieke termijnen betaalbaar worden gesteld.
Periodieke schulden waarop de korte verjaring van art. 2277 B.W. van toepassing is, zijn die welke elementen bevatten die kunnen worden gelijkgesteld met de schulden van termijnen en van renten, huren en interesten van geleende sommen. Zij vertonen het kenmerk dat zij na verloop van tijd toenemen en de schuldenaar kunnen ruïneren. Zij onderscheiden zich van de kapitaalschulden, waarvan het bedrag reeds bij het begin duidelijk is vastgesteld, ook wanneer deze in periodieke schijven betaalbaar zouden zijn, en waarvan het totaalbedrag niet verandert naarmate de tijd verstrijkt.
Art. 2277 B.W. is bijgevolg niet van toepassing op kapitaalschulden, ook niet wanneer deze betaalbaar zijn gesteld bij het jaar of bij kortere termijnen.
De feitenrechter beoordeelt op onaantastbare wijze of periodiek weerkerende schulden al dan niet het karakter van een inkomen hebben.
Het feit dat een verschuldigd bedrag wordt opgedeeld in maandelijkse schijven belet niet dat de schuld toch een opgedeelde kapitaalschuld kan blijven en dus geen karakter van een periodieke schuld met het karakter van een inkomen.