De hoofdverplichting van de aannemer bestaat erin de werken tijdig en correct uit te voeren volgens de regels van de kunst, met inbegrip van de technische normen die gelden ten tijde van de uitvoering van de werken.
Daarnaast heeft de aannemer ook een informatieplicht die de totstandkoming van het aannemingscontract voorafgaat en daarom buitencontractueel van aard is (onverminderd art. 1134 B.W, 5.49 -5.71 NBW).
Bij miskenning van deze precontractuele informatieplicht, kan de opdrachtgever de nietigverklaring van de aannemingsovereenkomst vorderen, mits er sprake is van een wilsgebrek (substantiële verschoonbare dwaling of hoofdbedrog).
De vordering tot ontbinding van de overeenkomst. lijkt moeilijker verdedigbaar gezien het informatieverzuim een precontractuele fout is terwijl de ontbinding in de regel een sanctie is voor een contractuele wanprestatie (fout bij de uitvoering van de contractuele verbintenissen).
De precontractuele informatieplicht betreft de aannemingsprijs en de omvang en inhoud van de prestaties, zo dient het gevraagde werk aangepast aan de behoeften of verwachtingen van de opdrachtgever en moet de door de aannemer gekende relevante informatie verschaft waaruit de opdrachtgever ter gelegenheid van het aannemingsproject enig voordeel kan halen.
De precontractuele informatieplicht behelst dat de aannemer er moet voor zorgen dat zijn opdrachtgever optimaal wordt begeleid en met raad en daad wordt bijgestaan voor het project waarvoor hij wordt ingeschakeld. Zo zal de aannemer dienen te wijzen op vergunningsplicht, de noodzaak op de tussenkomst van een architect, het bestaan van bepaalde subsidies of premies. Deze informatieplicht strekt slechts tot een loutere signaalfunctie.
De aannemer heeft in het kader van zijn informatieplicht ook waarschuwings- of reactieplicht . Hij moet wijzen op de technische (on)haalbaarheid op lacunes, op risico's, op de weersomstandigheden, hij moet weigeren te werken met gebrekkige materialen...
De aannemer is geen domme uitvoerder van werken die domweg uitvoert wat hem door zijn klant of de architect wordt opgedragen..
Het is dus tekort door de bocht om de fouten op te delen in uitvoeringsfouten (met aansprakelijkheid voor de aannemer) en conceptiefouten (met aansprakelijkheid voor de architect (zie o.a. A. Verbeke en C. Meert, «Opdracht en aansprakelijkheid van de architect», in De professionele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2004, p. 277, nr. 64).
De aannemer blijft aansprakelijk voor concepten die eigen zijn aan de techniciteit van zijn specialisme, tenzij er geen aanwijzingen waren die voor de aannemer dienden te wijzen op complicaties.
Gespecialiseerde aannemers moeten hun vak volledig kennen en worden verondersteld worden op de hoogte te zijn van bepaalde fenomenen die in de voor hun branche bestemde vakliteratuur worden besproken, zelfs indien deze slechts in beperkte mate voorkomen.
Toch kan hiervan afgeweken voor ingewikkelde neveneffecten.
Informatieverstrekking bestaat steeds uit meer-richtingsverkeer waarin opdrachtgever, aannemer en architect een complementaire rol hebben.
Het risico verbonden aan een concept dat indertijd juist was, maar mogelijk niet langer beantwoordt aan de huidige stand van de wetenschap en de vakkennis, dient te worden gedragen door de opdrachtgever en niet door de aannemer.
Het feit dat zich een gebrek voordoet of dat een bepaalde schade optreedt aan het voorwerp van het aannemingswerk, houdt geen vermoeden van fout van de aannemer in. Deze is pas aansprakelijk wanneer het gebrek of de schade is veroorzaakt door een aan hem (of aan zijn hulppersoon of uitvoeringsagent) toerekenbare fout bij de uitvoering van zijn werk (M. Schoups en Ch. De Smedt-Quintelier, «Aanneming en aansprakelijkheid», in S. Sroka en F. Judo (red.), Bouwrecht in al zijn facetten. Een actuele stand van zaken, Larcier, 2006, p. 45, nr. 1).