De voorlopige maatregelen die tijdens de echtscheiding werden bevolen door de familierechtbank, behouden hun uitwerking blijven hun uitwerking behouden tot bij de vereffening-verdeling.
Deze regel spruit voort uit de wet op de familierechtbank die de voorlopige maatregelen in artikel 1253ter/5 eerste lid Gerechtelijk Wetboek, autonoom organiseert van de echtscheiding. Dit neemt niet weg dat door de echtscheiding maatregelen die voortvloeien uit het primair huwelijksvermogensrecht na de echtscheiding verdwijnen.
De (beroeps)rechter kan na de echtscheiding de voorlopige maatregelen wijzigen indien door de echtscheiding er geen rechtsgrond meer bestaat waardoor de ene ex- echtgenoot dient bij te dragen in de schulden van de andere echtgenoot (bv. is er geen rechtsgrond tot veroordeling, na de ontbinding van het huwelijk, in het kader van de voorlopige maatregelen, van een echtgenoot tot afbetaling van de hypothecaire lening voor een onroerend goed dat een eigen goed is van de andere echtgenoot).
Voortwerking voorlopige maatregelen mbt de schulden tot na de echtscheiding
De nieuwe regel ingevolge de inwerkingtreding van de wet op de familie- en jeugdrechtbank is evenwel dat er op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk geen einde komt aan de geldigheidsduur van de tijdens de echtscheidingsprocedure bevolen voorlopige maatregel aangaande de schulden. Het gaat om een regel van materieel recht waarop overgangsrechtelijk artikel 3 Ger.W. niet van toepassing is.
De tenlastelegging van de ene of de andere partij van gemeenschappelijke of onverdeelde schulden geldt dienvolgens mogelijk tot de vereffening-verdeling.
Eén en ander betreft een materieelrechtelijke regel waarop overgangsrechtelijk art. 3 Ger.W. niet van toepassing is (cf. in dit verband: SENAEVE, P., De voorlopige maatregelen voor de familierechtbank - De fout en het onderhoudsgeld tussen echtgenoten, syllabus studienamiddag KU Leuven, Instituut voor Familierecht en Jeugdrecht, Leuven, 25 maart 2015, p. 19-20).
De nieuwe regel ingevolge de inwerkingtreding van de wet op de familie- en jeugdrechtbank is evenwel dat er op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk geen einde komt aan de geldigheidsduur van de tijdens de echtscheidingsprocedure bevolen voorlopige maatregel aangaande de schulden. Het gaat om een regel van materieel recht waarop overgangsrechtelijk artikel 3 Ger.W. niet van toepassing is.
De tenlastelegging van de ene of de andere partij van gemeenschappelijke of onverdeelde schulden geldt dienvolgens mogelijk tot de vereffening-verdeling.
Eén en ander betreft een materieelrechtelijke regel waarop overgangsrechtelijk art. 3 Ger.W. niet van toepassing is (cf. in dit verband: SENAEVE, P., De voorlopige maatregelen voor de familierechtbank - De fout en het onderhoudsgeld tussen echtgenoten, syllabus studienamiddag KU Leuven, Instituut voor Familierecht en Jeugdrecht, Leuven, 25 maart 2015, p. 19-20).