Rechtbank Koophandel Antwerpen, Afdeling Turnhout, zetelend zoals in kortgeding, 13 februari 2015, NJW 2015, 326, 555 met noot D. Bruloot, Oneerlijke marktpraktijken tussen onderneming
De vrijheid van handel (Decreet D’Allarde) impliceert de vrijheid van mededinging die alle ondernemingen toelaat inspanningen te doen om cliënteel tot zich te trekken. Elke onderneming is derhalve gemachtigd om de ganse markt te prospecteren, dus ook jhet cliënteel van zijn concurrenten.
Dat cliënteel moet worden beschouwd als een res nullius, een zaak die aan niemand toebehoort. Een onderneming kan derhalve cliënteel niet voor zich houden of zich toe-eigenen.
Wanneer een onderneming klanten afwerft van een ex-werkgever (hoofdaannemer), geldt in principe hetzelfde. Bij afwezigheid van een geldig niet-concurrentiebeding heeft een ex-werknemer na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in principe het recht om zich als zelfstandige te vestigen en zijn ex-werkgever te beconcureren.
De afwerving van clië,nteel kan slechts als onrechtmatig worden beschouwd omwille van haar doelstellingen en/of de bijzondere omstandigheden waarin ze plaatsvindt.
Daden van loutere concurrentie, daden van afwerving van cliënteel of afwerving van personeel worden op zich niet beteugeld door art. IV.104 WER en 105 WER.
Opdat er sprake zou zijn van derden medeplichtigheid aan contractbreuk, dient vooreerst aangetoond dat er een geldige contractuele verbintenis bestaat, die door de andere contractpartij wordt geschonden en waarvan de derde op de hoogte was of behoorde te zijn en desondanks toch heeft meegewerkt aan deze contractbreuk