Het principe van de bindende kracht van de overeenkomst voorafgaandelijk de echtscheiding door onderlinge toestemming moet volle uitwerking hebben.
De verdeling van een in een EOT bedongen onverdeeldheid kan enkel gevraagd worden indien de overeenkomst dit toestaat.
Overigens is de in een EOT bedongen onverdeeldheid een vrijwillige of conventionele onverdeeldheid (het in onverdeeldheid houden maakt een regeling door de partijen uit, in de zin van artikel 1287 Ger.W., d.w.z. een regeling van hun wederzijdse rechten waaromtrent zij vrijelijk een vergelijk kunnen treffen) aangezien partijen in de EOT-akte zijn overeengekomen (zoals hoger aangehaald) de onverdeeldheid te blijven behouden, waar artikel 815 BW dergelijke gewilde onverdeeldheden niet beoogt.
Contractueel kunnen partijen immers zelf een regeling uitwerken hoelang zij in onverdeeldheid wensen te blijven: deze overeenkomsten zijn rechtsgeldig op voorwaarde dat hieruit niet volgt dat men te eeuwigen dage de verdeling niet mag vorderen, aangezien zulks de openbare orde raak.
Enkel de regel dat niemand zich kan verbinden om altijd in onverdeeldheid te blijven, raakt de openbare orde. De vrije circulatie van goederen komt evenwel niet in gevaar wanneer slechts gedurende een bepaalde tijd de vrije beschikbaarheid wordt beperkt.
De duurtijd van het beding om in onverdeeldheid te blijven, kan expliciet in de overeenkomst worden opgenomen, maar kan ook impliciet blijken uit de doelstelling van partijen.
Zolang aan het (onverdeeld) goed een bepaalde bestemming blijft kleven, is de verdeling door partijen uitgesteld voor zolang de gemeenschappelijke bestemming, zoals (ook hier) contractueel veruitwendigd, blijft duren.
Een beding van onverdeeldheid wel degelijk is beperkt in de tijd wanneer het geldt tot uiterlijk het overlijden van de langstlevende van de beide ouders van één van de huwelijkspartners.