Overwegende dat de eenvoudige neerlegging van een schriftelijke conclusie die enkel onder de naam van de persoon in wiens naam de conclusie wordt neergelegd, de vermelding «vrijwillig tussenkomende partij» draagt, niet met het voormelde wettelijke vereiste kan worden gelijkgesteld (cf. S. Mosselmans, «Commentaar bij art. 813 Ger.W.» in Comm.Ger.R., p. 3, met verwijzing naar Kh. Tongeren 19 november 1990, TRV 1991, 520; G. Closset-Marchal, «Demande principale et demande incidente: dépendance ou autonomie?» in M. Storme en P. Taelman (eds.). Het proces in meervoud – Le procès au pluriel, Diegem, Kluwer 1997, p. 40, nr. 22). Wordt de vrijwillige tussenkomst toch bij conclusie ingeleid, dan is zij niet toelaatbaar (Cass. 27 mei 1994, Arr.Cass. 1994, 534, JLMB 1995, 8, noot G. De Leval, P.&B. 1995, 29, Pas. 1994, I, 519, R.Cass. 1994, 317, noot R. De Corte en K. Seyen, RCJB 1995, 639, noot G. Closset-Marchal, RW 1994-95, 1017, noot K. Broeckx) (zie in overeenstemming met dit arrest ook: Arbitragehof nr. 101/2006, 21 juni 2006; Brussel 2 november 1989, JLMB 1989, 1475, noot; Gent 30 mei 2005, RABG 2005, 1815; Vred. Westerlo 22 februari 2017, onuitgegeven, rolnr. 16A217).
Het debat wordt ambtshalve heropend teneinde partijen in staat te stellen de procedure te regulariseren.
Contra
Antwerpen 12/06/17 AR 2016/ AR/456, P&B 2017-5-6, 200
Niettegenstaande artikel 813, eerste lid Ger.W. stelt dat vrijwillige tussenkomst bij verzoekschrift geschiedt, dat op straffe van nietigheid de middelen en conclusie van de tussenkomende partij bevat, kan een conclusie die duidelijk de wens uit tussen te komen in de procedure en welke de middelen en conclusies zijn als regelmatige vrijwillige tussenkomst worden aanvaard.