Voorafgaande opmerkingen:
Deze rechtspraak werd geveld onder het stelsel van de inmiddels opgeheven WCO. Deze materie wordt vandaag geregeld door art. XX.44 WER, waarbij de tekst van het nieuwe artikel onmiddellijk na deze samenvatting van het vonnis wordt weergegeven.
samenvatting van het besproken (oude) vonnis)
Artikel 31 WCO bepaalt: "Tijdens de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel beslag worden gelegd. De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er handlichting van geven na het verslag van de gedelegeerd rechter, de schuldeiser en de schuldenaar gehoord te hebben, in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser.
Kon onder het oude regime (Wet Gerechtelijk Akkoord) de opheffing gebeuren « naar gelang van de omstandigheden », dan is die mogelijkheid thans meer geclausuleerd: de rechtbank kan naar gelang van de omstandigheden het beslag opheffen na het verslag van de gedelegeerd rechter, de schuldeiser en de schuldenaar te hebben gehoord, « in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser ». De vraag rijst wanneer aan deze voorwaarde is voldaan.
Volgende criteria kunnen in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de vraag tot opheffen van een beslag:
• de beoordeling van de positie van de schuldeiser tegenover het belang van de reorganisatieprocedure;
• de bedoeling, de filosofie van de WCO; het eventuele (beduidend) nadeel voor de beslaglegger dient afgemeten aan de positie die de beslaglegger nu reeds inneemt tegenover andere schuldeisers (bijv. gelet op de reeds bestaande hypotheken en verpandingen) en aan de positie waarin hij zou verkeren in het alternatief van een faillissementsscenario;
• het voorwerp van het beslag (onroerend of roerend);
• bij een beslag onder derden lijkt de balans eerder te moeten doorslaan naar het belang van de reorganisatieprocedure. De procedure strekt er immers toe de financiële positie van de schuldeiser terug op peil te brengen. Hem de beschikking over zijn financiële tegoeden ontzeggen, is daarmee moeilijk verzoenbaar (in die zin onder gelding van het vroegere gerechtelijk akkoord: Kh. Antwerpen 15 mei 1998, TBH 1999, 192);
• de liquide middelen waarover de onderneming, tegen dewelke beslag werd gelegd, beschikt;
• de mogelijkheid voor de onderneming (die de WCO aanvroeg) om aankopen te doen tegen contante betaling;
• de concrete plannen voor de herstructurering;
• het (ontwerp van) reorganisatieplan; het doel waarvoor de beslagen bedragen, na handlichting, in het raam van de beoogde reorganisatie zouden worden aangewend, om te vermijden dat de gelden op een niet adequate manier zouden worden gebruikt;
• de datum waarop het beslag werd gelegd, waarbij dient opgemerkt dat, indien deze datum gesitueerd wordt ruim voordat het verzoekschrift werd neergelegd, de bedragen reeds langer van het patrimonium waren afgezonderd en het herstelplan er rekening mee diende te houden;
• de verhouding tussen de vordering van de beslagleggende schuldeiser en de in beslag genomen gelden;
• is de handelswijze van de schuldeiser te aanzien als rechtsmisbruik?
Deze afweging vergt een feitelijke appreciatie en is het voorwerp van de onaantastbare beoordeling door de rechter.
Weergave van de nieuwe bepalingen van de WER
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Art. XX.44. § 1. Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, ongeacht of de vordering werd ingeleid of het middel van tenuitvoerlegging aangevat voor of na de neerlegging van het verzoekschrift:
- kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard; indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden;
- kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging.
- § 2. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. Alleszins kan de rechtbank de schorsing ervan uitspreken, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie evenals op verzoek van de beslagleggende schuldeiser. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect. Indien de schorsing van de verkoop is uitgesproken, zullen de kosten voortgebracht uit deze schorsing ten laste zijn van de verzoeker. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
- § 3. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van onroerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden volgend op het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Alleszins zal de notaris de verkoopswerkzaamheden dienen te schorsen indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1° de rechtbank spreekt de schorsing van de gedwongen verkoopswerkzaamheden uit, op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, evenals de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers en de schuldenaar; het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect; de werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, zijn ten laste van de schuldenaar;
2° een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
3° de gerechtsdeurwaarder stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot;
Deze voorwaarden dienen ten minste drie werkdagen voor de dag die werd vastgesteld om over te gaan tot de gedwongen verkoop, te worden vervuld.
De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag zal bestemd zijn voor de betaling van de kosten van deze laatste.
- § 4. In geval van beslag lastens meerdere schuldenaren waarvan één van hen een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie heeft ingediend, wordt de gedwongen verkoop van roerende en onroerende goederen verdergezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag afhankelijk van het geval, zonder afbreuk te doen aan paragrafen 2 en 3. In geval van verkoop op uitvoerend onroerend beslag maakt de notaris in voorkomend geval, na betaling van de ingeschreven hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, het saldo over van het deel van de verkoopprijs dat toekomt aan de schuldenaar, aan deze laatste of aan de gerechtsmandataris in geval van opening van een procedure door overdracht onder gerechtelijk gezag. Deze betaling is bevrijdend evenals de betaling gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.
- § 5. In ieder geval dient de schuldenaar onmiddellijk de notaris of de gerechtsdeurwaarder belast met de verkoop van het goed schriftelijk in kennis te stellen van de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel XX.43. Indien een verzoek tot schorsing van de verkoop werd ingesteld door middel van dit verzoekschrift, dient de schuldenaar gelijktijdig de notaris hiervan in kennis te stellen.
Het gevolg van deze bepaling is dat een gedwongen verkoop van activa niet meer kan worden stopgezet door de eenvoudige neerlegging van een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie aan de vooravond van de verkoopsdag.