Het plaatsen van weddenschappen op wedstrijden waarvan de speler op het resultaat een rechtstreekse invloed kon hebben is een schending van art. 4, § 3, van de Kansspelwet.
Niettegenstaande de Kansspelwet geen juridisch vermoeden bevat dat de titularis van een spelersaccount geacht wordt de wetsovertreding omschreven in art. 4, § 3, van de Kansspelwet te hebben gepleegd, vormt het plaatsen van een weddenschap via een unieke spelersaccount minstens een indicatie dat de titularis van deze account deze weddenschap heeft geplaatst; zo niet, zou elke relevantie aan de wettelijk voorgeschreven registratie- en identificatieverplichting ontnomen worden.
De administratieve boete met repressief karakter is een sanctie van strafrechtelijke aard in de zin van art. 6 EVRM. De rechter aan wie gevraagd wordt een administratieve sanctie te beoordelen die een strafrechtelijk karakter heeft in de zin van art. 6 EVRM, zoals in voorliggend geval, moet de wettigheid van die sanctie nagaan en kan meer bepaald onderzoeken of die sanctie verenigbaar is met de dwingende vereisten van de internationale verdragen en van het interne recht, met inbegrip van de algemene rechtsbeginselen. Dit houdt in dat de rechter rekening moet houden met de bepalingen opgenomen in het EVRM en de Grondwet, waaronder het recht op eigendom.
Dat controlerecht biedt de rechter inzonderheid de mogelijkheid om, met in aanmerkingneming van alle omstandigheden van de zaak, te onderzoeken of de straf niet buiten verhouding staat tot de overtreding, zodat hij kan onderzoeken of de administratie redelijkerwijs een administratieve sanctie van die omvang mocht opleggen. In dat opzicht kan de rechter rekening houden met inzonderheid de ernst van het misdrijf, het bedrag van de reeds opgelegde sancties en de wijze waarop uitspraak is gedaan in soortgelijke zaken. Dit controlerecht houdt niet in dat de rechter, louter om opportuniteitsredenen en in strijd met de wettelijke regels, geldboeten kan kwijtschelden of verminderen.
Het is geenszins relevant of het kansspel winnend of verliezend is en wat het winstbedrag is dat uit het kansspel wordt gehaald. Elke deelname aan een kansspel door een speler die op het ogenblik van de deelname een rechtstreekse invloed kan hebben op het resultaat van het kansspel, valt binnen de in art. 4, § 3, van de Kansspelwet opgenomen verbodsbepaling. Het doel dat de speler bij deelname aan het kansspel voor ogen had, is irrelevant.
Aangezien ook deze rechtbank van oordeel is dat eisende partij de verbodsbepaling opgenomen in art. 4, § 3, van de Kansspelwet heeft miskend, is de omstandigheid dat zijn proces in de pers zou zijn gevoerd of dat de bestraffing repercussies zou hebben op het professioneel en gezinsleven van eisende partij, weinig relevant.
Gelet op de ernst van de wetsovertreding, waarbij de rechtbank rekening houdt met het doel van de verbodsbepaling, de voorbeeldfunctie van de eiser binnen de voetbalwereld en zijn eigen houding, maar ook rekening houdende met het blanco strafrechtelijk en tuchtrechtelijk verleden van eiser, is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde boete van 24.000 euro evenredig is met de door eiser begane wetsovertreding en met het doel van deze administratieve boete. Deze geldboete wordt geacht de repressieve en preventieve doelstellingen van het strafrechtelijk beteugelde verbod te bereiken en bevindt zich in een evenredige verhouding met de aard en de ernst van de wetsovertreding begaan door eiser.
De wet op de kansspelen werd grondig gewijzigd door de wet van 10 januari 2010. De nieuwe versie van de wet leest u in de gecoördineerde test van de wet via deze link